.
Open Dag in Utrecht op Zaterdag 4 mei 2024

Kees Voorhoeve is studiecoördinator van de Opleiding Spiritualiteit en Zingeving van de Academie voor Geesteswetenschappen 
en geeft voorlichting over de opleiding. Klik voor meer info

Grote dood, groot ontwaken

~Ton Lathouwers

Een zenknaller

In al de teisho's van de afgelopen week - in die vele woorden - hebt u heel wat namen gehoord van mensen die op het eerste gezicht niets met zen te maken hebben: Russische schrijvers, Nietzsche, Kierkegaard, Fortmann… Sommigen van hen komen ook vandaag aan bod - want eigenlijk hebben ze alles te maken met waar het in de meditatie om gaat. Het is wezenlijk te zien dat, wat wij zo mooi zen noemen, niet iets is wat na tweeduizend jaar eindelijk uit Japan werd geïmporteerd en waar wij al die tijd op hebben zitten wachten. Het leven leeft overal. En de Dostojevski's en Fortmann's en zoveel anderen zijn onze blikopeners.

Maar ik kan mij voorstellen, dat je dan toch ook eens een echte zen-knaller wil horen. Zo'n koan-achtige uitspraak waar de vrienden even van achterover gaan. Nou, ik heb er zo een. Hij is van Hui-neng, de zesde zenpatriarch. De zesde en laatste, want bij de volgende was het al verdeeld in noordelijke en zuidelijke scholen. Zo gaat dat bij mensen: dingen worden tegen elkaar afgezet, er wordt vergeleken en beoordeeld en ... het gaat de mist in.

De zesde zenpatriarch was een heel bijzonder mens. Het mooiste is dat hij zenpatriarch werd en de lijn van Boddhidharma mocht vooI1zetten en zijn gewaad en bedelnap kreeg, toen hij nog zeer jong was. Het was een soort Chinese Etty Hillesum, die zomaar 'out of the blue' kwam, zeer jong en zeer wijs. En de andere monniken waren zo geïrriteerd dat hij de nieuwe patriarch werd, dat ze hem zelfs naar het leven stonden. Van Hui-neng komt dus die knaller waarmee je goed voor de dag kunt komen. Vooral als je het een beetje vlug zegt. Hier is hij:

"Als je doodgaat voordat je doodgaat, ga je niet dood als je doodgaat ". 

Ja, dat is het hè! Schenk me nog maar een glas wijn in!

Maar let op: het is zeer wijs en zeer diep. En het gevaar bestaat dat zo'n knaller een dooddoener wordt. Je kunt het keurig debiteren op een gezellig avondje. Ja, het zentaaltje is gemakkelijk. Maar er zit in die regel iets over het diepste mysterie, over dat onpeilbare, over die ongrond van leven en dood, waarop ook gedoeld wordt in de tekst die we ' s avonds reciteren:

"Dit wil ik u allen graag op het hart drukken.
Leven en dood zijn ernstige zaken.
Snel vergaan alle dingen.
Wees altijd wakker.
Nimmer onoplettend.
Nimmer achteloos".

Leven en dood zijn ernstige zaken. In het Chinees staat er eigenlijk 'leven-dood', samen in één karakter. Wij plukken het uit elkaar, dat doen we zo graag: noordelijke en zuidelijke leraren, dit is goed en dát is niet goed, leven tegenover dood. Maar het is leven-dood, onlosmakelijk verbonden en allebei goed. En wat nóg fundamenteler is: het gaat om een stap verder. Een onmogelijke stap, waar menselijkerwijs géén plek meer is om op te staan. Ook het raadselachtige gezegde van Hui-neng laat zien dat het niet gaat over de dood tegenover het leven, maar over wat in de zen-taal genoemd wordt: de grote dood en over die onmogelijke stap verder. Als je de grote dood (of het grote ontwaken, of je oorspronkelijke gelaat, dat nooit vergaat, toelaat en tot leven laat komen, dan is wat er gebeurt als je zo'n tachtig jaar bent eigenlijk niet meer van belang. Het reikt over die dood heen. Of liever: het reikt over leven én dood heen. Maar het is niet het plaatje dat wij van het leven hebben dat over de dood heenreikt. Hier geldt wat Euripides zei: "wie weet of niet leven dood-zijn is en sterven leven is". Wat wij leven noemen, wat onze medische wetenschap steeds meer tracht te verlengen en waar onze hele wereld mee bezig is om het nog geriefelijker te maken, is dat eigenlijk niet dood en bannen wij het echte leven niet steeds meer uit?
Dat ligt in dat gezegde van Hui-neng: "Als je doodgaat voordat je doodgaat, ga je niet dood als je doodgaat". Doodgaan aan dat wat wij zo graag willen grijpen en kennen en waarop wij steeds etiketten willen plakken. Ook doodgaan aan dat wat wij willen kennen van zen. En doodgaan aan die thermometer die wij altijd klaar hebben om iemand anders te peilen: hoe diep is zijn zen? En hoe diep is zijn vertrouwdheid met de dood? Dat raadselachtige gezegde van Hui-neng plaatst dit alles plotseling in een heel ander perspectief. Eigenlijk zegt het: de grote dood (en het grote ontwaken) is hier, hier! Dat is totaal iets anders dan wat gebeurt met je weefsels als je tachtig bent.

Angst voor de dood?

Betekent dat dan dat je ooit niet meer bang bent voor de dood? Zou de weg van inkeer en de meditatie, en het grote ontwaken, zou dat betekenen dat je niet meer bang bent voor de dood? Ik moet je eerlijk bekennen dat ik dat jarenlang gedacht heb. Maar ik geloof er geen bal meer van. Toen ik les gaf op godsdienstwetenschappen, een jaar of twintig geleden, vroeg iemand in de lessen of ik bang was voor de dood. Ik heb toen uit, de grond van mijn hart, nee gezegd. Maar toen las ik voor de zoveelste keer Dostojevski. En ik las tot mijn grote verbazing dat hij verschrikkelijk van leer trekt tegen dat al te gemakkelijk ja zeggen tegen de dood. Ik schrok van die tekst en dacht: wat is er met mij aan de hand? Ik dacht dat ik al zover gevorderd was, maar hij ontmaskerde dat. Dostojevski wist waarover hij sprak: hij was zelf ooit vastgebonden geweest aan de executiepaal en had de doodsangst in alle diepte doorleefd. Hij vergelijkt dit doodgaan met Christus aan het kruis. Doodgaan, zegt hij, is en blijft een raadsel.
Het is niet vanzelfsprekend. Ergens is en blijft het onnatuurlijk. De diepe tekst van Dostojevski roept eigenlijk op tot trouw aan het leven. Het hoort bij het leven om je wortels te hebben en warm te zijn. Hij maakt een vergelijking, zoiets van: heeft u ooit een kip die geslacht wordt gezien die rustig in de lotushouding ging zitten, met de oogjes naar de hemel en zegt: uw wil geschiede? Elk levend wezen rent weg. Het zoveelste plaatje waarbij ik dacht te kunnen meten verdween in de prullenbak. Het een is niet beter dan het andere. Sommigen blijven angst hebben, anderen niet. Iedereen is anders. En ken je geen angst: buig!

Ik heb op de sesshin in Zweden mensen ontmoet die boeken schreven over het geen angst hebben voor de dood. Tot ze plotseling ontdekten, na lange jaren meditatie, dat ze wel angst hadden. Waarna ze een hele periode totaal ondersteboven waren en dachten: “mijn zenweg is niet goed geweest, mijn innerlijke weg is vals en ontmaskerd". Nee, nee! Het is iets om diep voor te buigen als je zelf geen angst kent. Maar buig ook diep voor die ander, dieper dan je moet buigen uit dankbaarheid voor het feit dat jij geen angst hebt. Wij zijn allemaal anders. Je kunt niet meten. Je kunt niet vergelijken. Nooit! Don 't set up your own standards. "Oordeel niet" staat er in de Sandokai. Er is niets waarbij je iemands diepte kunt meten aan de hand van dit soort uiterlijke dingen.
Soms zijn er prachtige, tegenstrijdige uitdrukkingen waar niemand raad mee weet en die je aan het denken zetten. Hoe raadselachtig is bijvoorbeeld de tekst die wij 's avonds zo gemakkelijk citeren. Leven-dood. En hoe anders zijn wij in de beleving, om wat voor redenen dan ook. Alle psychologen en psychiaters van de wereld tezamen kunnen dat niet verklaren. Wij zijn allemaal totaal verschillend. En elk ding, zonder uitzondering, mag er zijn. In een gedicht van Dylan Thomas hierover, dat mij altijd weer erg treft, komt de regel voor: 'And death shall have no dominion" (en de dood zal niet heersen). Als er één gedicht is over wat voorbij de dood reikt, dan is het dat. Maar als zijn vader sterft, zegt de dichter toch niet: jongen, wees maar blij, 'death shall have no dominion'. Nee, hij zegt tegen zijn stervende vader: "Do not go gentle into that good night". Ga niet te zachtzinnig en te mak en te braaf - als die kip in de lotushouding - de donkere nacht in. "Rage, rage against the dying of the light". Ga te keer. Zelfs als het licht opgaat na de dood: ga te keer! Dat is leven! En ook dat hoort bij ons!

In haar dagboek schrijft Marguerite Yourcenar - en het verraste mij dit te lezen: "Diep in mij ben ik, nu ik oud ben, verzoend. Maar ik weet dat tegelijkertijd, midden in die verzoening, alles in mijn psyche en mijn fysieke gesteltenis zich hevig verzet'. Dat is precies wat Dostojevski zegt. En dat is iets goeds. Maar het is niet voor iedereen hetzelfde. En in laatste instantie moeten we daar van afblijven. En diep buigen. Buigen voor de ander die ander is, altijd de Ander zal blijven. En daarom zo boeiend, mysterie.
Dit moment hoort er helemaal bij.
In de catechismus die we vroeger op school moesten leren stond: "Waarom zijn wij op aarde?" Antwoord: "om later in de hemel gelukkig te zijn". Dit hier op aarde was niets. Boeddhisten hadden dat ook. Het nirwana was het enige echte, en het leven nu werd ontkend.. Maar tegenwoordig vallen wij van het ene uiterste in het andere. Toen mijn kinderen op school waren, was het reeds: “om hier en in het hiernamaals gelukkig te zijn”.

Dit is al heel dichtbij wat Hui-neng zegt. Maar nu zijn er al van die paljassen - sorry dat ik het zeg - die zeggen: als Christus aan het kruis hangt en hij zegt "Mijn god, mijn god, waarom hebt Gij mij verlaten?", dan is hij net nog niet verlicht. Nee, en als hij zegt "Heden zult ge met mij zijn in het paradijs" - dan verwijst hij eigenlijk niet naar een toekomst, nee, "Nu ben je in het paradijs. Ja, het doet wel erg veel pijn, maar dit is het toch helemaal!" Ja, sorry, ik vind dat verschrikkelijk. Dat is hetzelfde zeggen aan de kindertjes in de kelder van Dutroux: "Ja, dit is het paradijs. Dit hier is hef'. Wij leren het nooit af. Ook in de zen blijkbaar niet. Want wat maken wij ervan? 'Hier en nu' wordt gezien alsof er helemaal geen perspectief meer is. En dat is heel erg griezelig. Dat is 'hier en nu' tot een geïsoleerde beleving maken, die dan nog verabsoluteerd wordt ook. En hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor de manier waarop in zenkringen het begrip 'zo-heid' soms gehanteerd wordt. De 'zo-heid' ('tathata', 'suchness') is voor het boeddhisme een geweldig diep begrip. Maar het wordt dikwijls zoiets van 'het is wat het is en daar moet je het maar mee doen'. Nee, dat laatste niet. Juist niet! En tegelijk is het toch waar, want het is ook gevaarlijk te vluchten in de toekomst en te denken dat het dààr ligt. Daarom is het zo belangrijk, dat het tot het boeddhisme en nu ook tot het christendom doordringt dat dit moment er helemaal bijhoort.
Toen de Boeddha in de nacht van zijn ontwaken, bij de tweede nachtwake, nog altijd niets van bevrijding, verlichting ontwaarde, wist hij wel degelijk dat er iets was na de dood, nl. reïncarnatie. Elke Indiër was daarmee vertrouwd. Maar voor hem was het een horror, een verschrikking. Voor elke echte boeddhist is niet dàt de bevrijding. Wij denken vaak: 0 gelukkig, het gaat door. Zoiets van: ik zit in een gevangenis, maar cipier vertel mij even, als ik dood ga, dan kom ik toch hopelijk weer in de gevangenis? Nee! Wat dan wel? Ik weet het niet. Oneindig veel groter, maar elk woord schiet tekort. Maar ik heb heel wat zen-mensen op dit punt nonsens horen vertellen, én over het geen angst hebben voor de dood én over die zogenaamde zo-heid. Is de werkelijkheid dan goed zoals hij is? Juliana van Norwich gebruikt de toekomst en schrijft: "and all will be well'. Zen spreekt van de zo-heid, alles is goed. Dit laatste is toch dieper. Het gevaar bestaat namelijk bij een toekomstperspectief dat er een beeld ontstaat van een soort hokus-pokus: het wordt uiteindelijk, in een 'later' goed gemaakt. En dat wordt al gauw een ontkenning van wat er nu is. En dan word je gevangen in een nieuwe dualiteit.

In "Also sprach Zarathustra" van Nietzsche staat een regel, waar je gemakkelijk over heen leest. Er staat:" Waarom is het zolang nacht? Wek toch de doden op!" Dat is eigenlijk ook willen uitdrukken: de dood, daarin kun je niet berusten. Nietzsche komt slechts één keer hierop terug, vlak voordat hij totaal instort, in zijn "Ecce Homo". Hij schrijft daar iets heel wonderlijks: "ja, één keer heb ik het Zarathustra in alle duidelijkheid laten uitspreken: verlossing van het hele verleden en verlossing van de dood, verlossing van alles en voor iedereen, daar komt het op aan". Maar hij zegt meer. Het gaat niet alleen om verlossing, "maar ook om de rechtvaardiging van het hele verleden". Hij gebruikt hier hetzelfde woord als Paulus: rechtvaardiging. Zo'n diepe, totale rechtvaardiging, dat ik vanuit de grond van mijn oorspronkelijke gelaat ja kan zeggen tegen alles wat geweest is. Dat wordt precies uitgedrukt in tathata: de zo-heid. Uiteindelijk is alles goed. Dat is het wat de Boeddha ontdekte in diezelfde nacht waarin hij geen uitkomst ziet. Ja, hij zag dat alles doorgaat in volgende levens, maar hij wist tegelijk dat niet daarin de verlossing ligt. En ineens was daar wat je nooit onder woorden kunt brengen: ontwaken, verlichting, bevrijding. Waarvan hij later zal zeggen: "het is er, het ongeborene, het onvergankelijke". Hij zegt er nog iets bij: "en tegelijk met mij is de hele werkelijkheid ontwaakt". Tegelijk met mij is de hele werkelijkheid ontwaakt, verlost! Dat is die zo-heid. Dat is het wonder waarin het onmogelijke mogelijk wordt. En dat is tegelijk ook het einde van alle criteria waarmee we denken iets te kunnen vinden om te oordelen.
Dat is wijsheid voorbij alle wijsheid.

Maha Karuna Ch’an: Nieuwsbrief 1999 Nr. 2 1 van 4