.
Open Dag in Utrecht op Zaterdag 4 mei 2024

Kees Voorhoeve is studiecoördinator van de Opleiding Spiritualiteit en Zingeving van de Academie voor Geesteswetenschappen 
en geeft voorlichting over de opleiding. Klik voor meer info

Pascal verbindt denken en geloven

~Marc van Dijk / Trouw

Als je erop gokt dat God bestaat, dan zit je altijd goed, stelde de zeventiende-eeuwse filosoof en wiskundige Blaise Pascal. Onlangs verscheen een essaybundel over zijn religieuze denken. Wat was zijn visie op het geloof? Drie hartstochtelijke Pascal-lezers aan het woord.

Arjan Plaisier (1956), scriba van de Protestantse Kerk in Nederland, schreef een essay over de relevantie van Pascals mensbeschouwing: "Wat ik het bijzonderst vind aan Pascal, is de intensiteit van zijn godservaring.

"Heel zijn denken trilt op de ervaring van God, misschien kan ik zelfs beter zeggen: de ervaring van Christus. Pascals denken wordt getekend door de sfeer van het 'Mémorial', het document dat hij eigenlijk niet voor publicatie had bestemd."

Het Mémorial is een dierbaar en bij leven geheim stuk perkament van de Franse wis- en natuurkundige en filosoof Blaise Pascal (1623-1662). Zijn zus trof het na zijn dood aan, ingenaaid in zijn jas. Er stond een handgeschreven tekst op, waarin Pascal een religieuze ervaring beschrijft die hij had gehad, die hij nooit meer wilde vergeten en die hij altijd bij zich wilde dragen. Het werd een van de bekendste fragmenten van Pascal.

Na zijn dood verdiepten zijn nabestaanden en vrienden zich ook in zijn overige aantekeningen. Ze konden er weinig orde in ontdekken. Ze wisten dat hij werkte aan een apologie, een verdediging van het christendom. Ze hebben de aantekeningen genummerd, 1 tot en met 912, en gepubliceerd. Het werd een bijzonder invloedrijk filosofisch werk: 'Gedachten' (door Boom uitgegeven in de reeks Grote Klassieken).

Arjan Plaisier: "Pascal had een scherp gevoel voor de tijd waarin hij leefde. In die vroegmoderne tijd begon het besef door te dringen dat de aarde een stenen brok is die door een onmetelijke leegte suist. Het harmonische middeleeuwse wereldbeeld viel in duigen. De orde van de kosmos veranderde in de chaos van het heelal. En wie door een microscoop keek, zag ook niets dan chaos. Dat deed de traditionele godsbewijzen wankelen, want die waren gebaseerd op orde.

"'De eeuwige stilte van deze eindeloze ruimte vervult me met angst', schrijft Pascal in gedachte 201. Ik denk niet dat hij persoonlijk deze angst had, maar zijn tijdgenoten wél, en hij nam die angst serieus. Pascal wilde het christelijke geloof verdedigen vanuit dat nieuwe levensgevoel. Hij begon na de religieuze ervaring die hij beschrijft in zijn Mémorial grondig de Bijbel te lezen. En hij werd getroffen door een afgrondelijke God die ons in onze afgrondelijke wereld tegemoet komt. Een God die mens geworden is en die zich waagt in het niemandsland. Die oog heeft voor de mensen, die volgens hem zijn als 'denkend riet': uniek door hun denken en besef van hun eigen sterfelijkheid, maar ook uitermate klein en kwetsbaar.

"De golven waarin we ons bevinden zijn groter dan we denken. We doen weleens alsof mensen elk jaar een nieuwe mentaliteit krijgen, maar in feite bevinden wij ons nog steeds in de beweging die in de zestiende eeuw begonnen is en waarvan Pascal een van de eerste representanten was: net als hij en zijn tijdgenoten zijn we op onszelf teruggeworpen. Maar volgens Pascal is dat uiteindelijk geen eenzaam avontuur."

'Een afgrondelijke God voor een afgrondelijke wereld'

Theo de Boer (1932), emeritus-hoogleraar wijsgerige antropologie aan de Universiteit van Amsterdam, schrijver van onder meer 'De God van de filosofen en de God van Pascal' (1989): "Er zijn altijd gekke dingen beweerd over Pascal. En dat gebeurt nog steeds.

"Laatst nog, nadat ik een lezing over Pascal had gehouden voor de Rotary, kwam er een man naar me toe, die zei: 'Waarom verzwijgt u die ordinaire weddenschap van Pascal?'

"Ik wist meteen wat hij bedoelde. Pascal schrijft in zijn postuum verschenen magnum opus 'Gedachten': 'We moeten wedden.' In gedachte nr. 418 zegt hij, vrij weergegeven: als je erop gokt dat God bestaat, dan zit je altijd goed. Want stel dat hij inderdaad blijkt te bestaan, dan kom je na de dood in de hemel en is je winst oneindig. En stel dat hij niet blijkt te bestaan, dan heb je wel een nutteloos offer gebracht door tevergeefs te geloven, maar wat stelt dat offer voor als je het afzet tegen de oneindigheid van het niets waar je na de dood in valt?

"Met die uitspraak lijkt Pascal de stem van de calculerende burger te vertolken. Iemand die tegen de geringste kosten de grootste winst wil behalen. Maar als je het fragment goed leest, is dat zeer onterecht.

"Ten eerste staat deze redenering tussen aanhalingstekens. De redenering komt volgens mij niet van Pascal zelf. Hij citeert een discussie die hij ergens gehoord heeft, waarschijnlijk in een gezelschap van jezuïeten. Hij ging wel vaker als een soort reizende columnist te werk, die overal zijn oor te luister legt.

"Ten tweede veronderstelt de weddenschap dat het geloof een last is, terwijl Pascal het elders als een bron van vreugde en vrede beschrijft.

"Volgens mij is de pointe bij Pascal: zulke redeneringen kloppen misschien wel, maar ze slaan nergens op. Hij schrijft over godsbewijzen om te laten zien dat ze in feite irrelevant zijn. Hij illustreert dat met zijn ervaring dat hij die bewijzen, hoe knap ze ook bedacht zijn en hoe kloppend ze soms ook lijken te zijn, nooit kan onthouden. Dat herken ik, mij vergaat het ook zo. Bewijzen pro of contra het bestaan van God ontschieten mij. In de liturgie, juist als het erop aankomt, ben ik ze weer vergeten. Dat hangt samen met het verschil tussen denken en ervaren. De bekendste uitspraak van Pascal is niet voor niets: 'Het hart heeft redenen, die de rede niet kent.' Dit staat in fragment 423, na de passage over de weddenschap.

"De katholieke kerk leert nog steeds dat het bestaan van God op redelijke gronden bewijsbaar is. Dat is nog tijdens het Eerste Vaticaans Concilie (1869-70) tot dogma verklaard. Geen wonder dat Pascal problemen had met de jezuïeten. En voor een deel bepalen zij nog steeds de manier waarop zijn Gedachten gelezen worden."

'Een ordinaire weddenschap, Pascal onwaardig'

Willem Jan Otten (1951), dichter en schrijver, leest en herleest Pascal sinds zijn twintigste: "Pascals 'Gedachten' zullen mensen altijd blijven aanspreken, omdat ze ondanks hun religieuze uitkomst gericht zijn op mensen die zonder God proberen te denken. En daar zijn er natuurlijk nogal veel van.

"Iedereen die wetenschappelijk denkt, probeert stellingen zonder God of andere buitenmenselijke instantie te bewijzen. En daar was Pascal zelf vreselijk goed in.

Hij was een wetenschapper van wereldformaat. Dus als geen ander begreep hij mensen die niet kunnen geloven, of die denken dat ze niet hoeven te geloven. Dat is ook zo fascinerend aan hem: hoe is het mogelijk dat zo'n verlicht, rationeel, alles zelfdoordenkend brein een geopenbaarde God wil belijden?

"Eén van de kernen van Pascals religieuze denken is dat God de mensen heeft vrij gelaten om in hem te geloven. Voor Pascal is het onmogelijk zichzelf of andere mensen naar God te denken. Het heeft dus geen enkele zin om een godsbewijs te construeren waar God uit rolt, want God is niet het sluitstuk van een menselijke redenering. Als God uit een wiskundige these voortvloeide, dan moesten we wel in God geloven, dan konden we daar niet omheen. Dan had God ons niet vrij gelaten om in hem te geloven.

"Pascal speelt nooit mooi weer. Ten aanzien van de positie van de mens is hij genadeloos, Beckett en Nietzsche bij elkaar opgeteld: face reality. Hij zal de menselijke toestand nooit gunstiger of hoopvoller afschilderen dan hij is. Hij is zich altijd bewust van de nietigheid en de volstrekte onbeduidendheid van het menselijk denken. Maar het feit dat we als mensen weet hebben van onze eigen kleinheid, maakt ons volgens Pascal tegelijkertijd groots en bijna goddelijk. Die paradox vind ik raadselachtig en aangrijpend.

"Mijn favoriete passage is Pascals beschrijving van 'het mysterie van Jezus'. Pascal probeert zich in dat stuk in te denken wat het grootste lijden van Christus is geweest. Volgens Pascal was dat niet Jezus' martelgang en kruisdood, maar de volstrekte verlatenheid op Getsemane, vlak vóór zijn lijdensweg: niemand die gelooft wat hij gelooft, niemand die denkt dat wat hij doet het goede is. De eenzaamheid die Pascal in die passage oproept, is poëzie en filosofie en gebed en alles in één.

"Ik vind Pascals werk zeer aangrijpend. Hij is enorm dramatisch, hij weet zich voorbeeldig in te leven in de geestelijke huishouding van tegenstanders. Zelf heeft hij God gevonden, maar hij blijft voortdurend de positie van de ongelovige stem geven. Een tegenstem-bedenker. Dat is wat ik als toneelschrijver ook moet zijn."

Bert Blans, Willem Jan Otten, Ad Peperzak, Arjan Plaisier, Rudi te Velde (red.): 'Pascal als religieus denker', Boekencentrum Uitgevers; 160 pagina's; ISBN 9789086870868; € 18,95

Bron: Trouw