.
Open Dag in Utrecht op Zaterdag 4 mei 2024

Kees Voorhoeve is studiecoördinator van de Opleiding Spiritualiteit en Zingeving van de Academie voor Geesteswetenschappen 
en geeft voorlichting over de opleiding. Klik voor meer info

Op de juiste weg [02]

HET KENMERK VAN WAAKZAAMHEID

~Rabbi Moshe Chaim Luzzatto

Het begrip van waakzaamheid betekent dat een mens in zijn handelingen en ondernemingen voorzichtigheid betracht; dat wil zeggen, zijn handelingen en zijn gewoonten gadeslaat en overweegt, om vast te stellen of zij al dan niet goed zijn om zodoende zijn ziel niet bloot te stellen aan het gevaar van vernietiging, G‟d behoede. En niet voort te gaan volgens de impulsen der gewoonte zoals een blind mens in totale duisternis. Dit wordt van de intelligentie van de mens verlangd. Het feit in overweging nemende dat een mens de kennis en de redelijke mogelijkheid heeft om zichzelf te redden en voor de vernietiging van zijn ziel te vluchten, is het dan denkbaar dat hij zichzelf opzettelijk zou verblinden voor zijn eigen redding? Er is zeker geen degradatie en dwaasheid erger dan dit. Een mens dat dit doet is lager dan beesten en wilde dieren, wiens natuur het is om zichzelf te beschermen en te vluchten en weg te rennen van alles dat hen in gevaar lijkt te brengen. Iemand die op deze wereld is zonder te overwegen of zijn manier van leven goed of slecht is, is als een blind mens die langs de kust loopt, in groot gevaar is, en wiens kans om te verdwalen veel groter is dan zijn kans om gered te worden. Want er is geen verschil tussen natuurlijke blindheid en zelfopgelegde blindheid, waarbij het sluiten van de ogen een daad van wil en verlangen is.

Jeremia klaagt over het kwaad van de mensen van zijn generatie, dat zij behept zijn met deze bezoeking, met het sluiten van hun ogen voor hun handelingen en hun mislukking om ze te analyseren om vast te stellen of zij zich er mee in moeten laten of ze moeten opgeven. Hij zegt over deze mensen (Jeremia 8:6): “Niemand heeft spijt van zijn vergrijp, zeggende… Zij veranderen net zo snel van richting als een paard die op zijn overwinning afkoerst“. Hij zinspeelt hier op hun voortgaan op de impulsen van hun gewoonten en manieren zonder zichzelf tijd te geven om hun handelingen en manieren te evalueren, met als resultaat het in kwaad vervallen zonder het op te merken. In realiteit is dit een van de schrandere listen van de kwade neiging - om de druk onverbiddelijk op te voeren tegen de harten van de mensen zodat zij geen vrije tijd gelaten wordt om het type leven dat zij leiden in overweging te nemen en te observeren. Want de kwade neiging beseft dat indien zij zelfs maar vluchtig aandacht zouden schenken aan hun wijze van handelen, zij ongetwijfeld onmiddellijk zouden aanvangen met het hebben van berouw over hun daden en die spijt zou in hen toenemen tot zij helemaal met zondigen zullen ophouden. Het is deze overweging die achter de raad van de kwaadaardige Farao in zijn verklaring lag (Sjemot 5:9), “Verhevigt de arbeid van de mensen…” Zijn intentie was niet alleen om hen van alle vrije tijd te beroven, zodat zij niet in opstand zouden komen of tegen hem zouden samenzweren, maar hij streefde ernaar om hun harten van alle gedachten te ontdoen door middel van de voortdurende eindeloze aard van hun arbeid.

Dit is precies de list die de kwade neiging tegen de mens gebruikt; want zij is een strijder en goed bedreven in misleiding. Een mens kan zonder grote wijsheid en een ruime kijk, niet aan haar ontsnappen. Als wij door de Profeet worden aangemaand (Chaggai 1:7): “Schenk aandacht aan uw manieren.” En als Salomon in zijn wijsheid heeft gezegd (Spreuken 6:4), “Geef noch slaap aan uw ogen noch sluimer aan uw oogleden. Redt uzelf als een hert van de arbeider…” En zoals onze wijzen hebben gezegd (Sota 5b): “Ieder die zijn paden in deze wereld overweegt, zal waardig zijn om van de redding, gebracht door de Heilige, gezegend is Hij, te getuigen.” Het is duidelijk dat zelfs wanneer iemand op zichzelf toeziet, het zonder de hulp van de Heilige, gezegend is Hij, niet binnen zijn macht ligt om zichzelf te redden. Want de kwade neiging is extreem hardnekkig, zoals de Thora verklaart (Psalm 37:32): “De kwaadaardige kijkt naar de rechtvaardigde en tracht hem te doden; G‟d zal hem niet verlaten…” Indien een mens naar zichzelf kijkt, helpt de Heilige, gezegend is Hij, hem en wordt hij van de kwade neiging gered. Maar indien hij geen aandacht aan zichzelf schenkt, zal de Heilige, gezegend is Hij, zeker niet op hem toezien; want als hij zichzelf niet beklaagd, wie zou hem moeten beklagen? Dit is zoals onze Wijzen hebben gezegd (Berachot 33a): “Het is verboden om iemand te beklagen die geen bevattingsvermogen heeft,” en (Spreuken der Vaderen 1:14): “Indien ik niet voor mijzelf ben, wie zal voor mij zijn”?