Mijn weerstand smelt weg

~Annemiek Schrijver

Een crisis maakt vaak dat mensen aan hun leven een andere wending geven, weet IKON-presentator en schrijfster Annemiek Schrijver. In haar geval kwam dat moment na de plotselinge dood van een dierbare, waarna zij besloot haar toevlucht te nemen tot lama Sogyal Rinpoche. “Hoe meer hij Jezus aanhaalt, hoe meer mijn weerstand smelt.”

Vlak voor ik afreis naar Zuid-Frankrijk spreek ik met mijn vader af in de stad waar ik het grootste gedeelte van mijn vrijgemaakt-gereformeerde jeugd heb doorgebracht. Op het terras in Amersfoort, waar menig leeftijdgenoot van mij veel jeugdige uren heeft vertoefd, vraagt hij of ik hier vroeger ook wel eens kwam. Hij weet het antwoord wel. Nooit.

Ik zat op mijn zestiende iedere zomerse zaterdagavond in mijn eentje in de Joriskerk te luisteren naar orgelconcerten. En als piepklein meisje maande ik zondags mijn toch al vrome familie ook ten tweede male ter kerke. Achter mijn rug gniffelden mijn ouders om zoveel devotie. ‘Ons tutje,’ was hun heimelijke koosnaampje voor mij. “Mijn dochter heeft nooit gepuberd. Dat doet ze nu pas”, vertelt mijn vader graag aan dezen en genen.
Daar zit iets in.

Verzet en weerstand zijn mij pas na m’n twintigste vertrouwd geworden en misschien juist daarom nog zo moeilijk uit mijn biografie te duwen. Maar een ding is mij altijd wel duidelijk gebleven: Jezus wil dat we weer als kinderen worden. Dat is iets heel anders dan de overjarige puber blijven uithangen. Dat ik dat zo zeker weet, komt door mijn ervaring dat voortdurend verzet pijnlijk is, doodvermoeiend, en het tegendeel van kinderlijke onbevangenheid en wijze eenvoud. Terwijl alles in mij schreeuwt om overgave. Maak mij een werktuig van uw vrede, bidt het al decennialang ook in mij. Maar hoe dan toch in vredesnaam?

Al jong wilde ik leren bidden. Maar veel verder dan het indienen van verlanglijstjes en offertes met: “Wilt u, zorg voor, geef mij, maak dat…” ben ik nooit gekomen. Van die vorm van bidden werd ik inhaliger en grijpender dan van Sinterklaas, want door de goedheiligman werd ons juist soberheid en dankbaarheid geleerd. Ook wilde ik niets liever dan dat iedereen gered zou worden, tot en met de knuffeltjes op m’n kussensloop toe. Niks uitverkiezing en laatste oordeel
graag.

Het dagelijkse tafelgebed van mijn vader, waarin hij smeekte of God onze zonden over Zijn schouder in de zee van de eeuwige vergetelheid zou willen werpen, bad ik hartstochtelijk mee. Dat zwarte water zonder geheugen, waarin al onze vergissingen genadig en barmhartig meegevoerd zullen worden naar nooit meer, hoe heerlijk zou dat zijn.

Wending
Meestal is een crisis de uitgelezen gelegenheid om wakker te worden en je leven een andere wending te geven. In mijn geval was dat bij de dood van een dierbare. Zo kan tegenslag vaak meer reden zijn om dankbaarheid te ontwikkelen dan voorspoed, omdat in het laatste geval het leven vaak slaperig doorkabbelt. In 2002, toen door dat dodelijke verkeersongeluk geen enkel dogma, geen enkele geloofszekerheid of waarheid meer bleek te werken, kwam ik vanuit het ogenschijnlijke niets op de gedachte om een cursus te gaan volgen bij de schrijver van Het Tibetaanse boek van leven en sterven, Sogyal Rinpoche. Gaandeweg heb ik deze lachende lama leren kennen als een wijze, uiterst gulle en liefdevolle leraar. De ontroering die mij overvalt op het moment dat ik aan hem denk, zou volgens de boeddhisten een bewijs zijn van de goedheid van mijn eigen natuur, die slechts door de leraar weerspiegeld wordt.

Op papier komt zo’n uitspraak me voor als een dwaas dogma, in het echt blijkt het natuurlijk als ademhalen. En terwijl een spirituele leider hier in het Westen vaak op achterdocht mag rekenen, was mij de vergelijking met een viooldocent of tenniscoach al gauw vertrouwd. Waarom wel je muzikale handen of je sporttechniek trainen, maar je geest en hart niet? Daar zat en zit mijn puberweerstand niet. Nee, zodra mijn leraar roept, ben ik al onderweg. Nu ook weer. Op naar mijn jaarlijkse zomerretraite aan zijn voeten in Lerab Ling, Zuid-Frankrijk. “Ze heeft haar hele leven naar Jezus gezocht, maar ze kwam mij tegen”, hoorde ik Rinpoche een keer beweren. “Zonder humor zou je hier in het moderne Westen mesjogge worden”, zei hij er lachend achteraan.

Vier tegendelen
Van de voorpret rijd ik te hard in mijn huurauto. Ik heb een piepklein tentje mee, m’n zitkussentje en heelveel boeken met onbegrijpelijke mantra’s. Ja, daar mor ik wel om. Waarom zou ik op m’n ouwe dag die exotische nonsens moeten leren, terwijl mijn ransel al uitpuilt van de christelijke kennis? Piepjong was ik toen de 150 psalmen met al hun coupletten uit het hoofd geleerd moesten worden. Daar ben ik nog steeds van aan het bijkomen. 
“Heer ai, maak mij uwe wegen.”
“Hoe vrees’lijk groeit, o God, het saamgezworen rot”.
Wie bedenkt zoiets??

Nou ja, aan de andere kant ben ik stiekem wel vreselijk gehecht geraakt aan die onbegrijpelijke
woorden en mooie melodie.n. Afijn, zo tolt ook mijn geest terwijl ik over Franse tolwegen naar het zuiden scheur. En dat die geest getemd moet worden, is mij wel duidelijk. Ik zal waarschijnlijk pas kunnen bidden als mijn hoofd niet voortdurend verzuipt in die vier paar tegendelen die ons tot onze dood zo wankelmoedig houden: genot en pijn, verlies en winst, roem en schaamte, loftuitingen en verwijt. Kortom: we schipperen telkens tussen gehechtheid en afkeer.
De nadruk die ligt op het temmen van onze geest is typisch boeddhistisch. (Hoewel de christelijke woestijnvader Antonius ook al heel wat te stellen had met het temmen van zijn innerlijk varken.) Het boeddhistisch onderricht bestaat uit drie regels:
-Doe niets wat schadelijk is.
-Ontwikkel een overvloed aan verdienste (klinkt in mijn gereformeerde oren nog altijd wat katholiek). En dan:
-Tem je geest (opdat emoties niet jou hebben, maar jij de emoties hebt, en je gaandeweg leeg en ontvankelijk worden kunt).