.
Open Dag in Utrecht op Zaterdag 4 mei 2024

Kees Voorhoeve is studiecoördinator van de Opleiding Spiritualiteit en Zingeving van de Academie voor Geesteswetenschappen 
en geeft voorlichting over de opleiding. Klik voor meer info

Du, der ich's nicht sage … Rilke en Rahula

~Ton Lathouwers 

Toen ik voor het zomernummer - dat een beetje een Rilke-nummer is - iets wilde schrijven, schoot mij onmiddellijk het gedicht „Du, der ich's nicht sage… te binnen. Het is voor mij het mooiste en ontroerendste gedicht, ook het meest nabije en intieme, dat ik van Rilke ken. Het kwam op mijn weg kort nadat ik in Leuven was benoemd. Ik kreeg het van een van mijn studenten. 

Het was een getuigenis dat mij zozeer raakte, dat het een motto is geworden voor mijn zoektocht, die ooit begon met Russische literatuur en daarna doorliep in mijn kennismaking met het zen-boeddhisme. Het kwam bovendien op een verrassende manier overeen met een tekst, die ik aantrof in een boek over het boeddhisme dat ik in hetzelfde jaar meenam op vakantie: Buddhist scriptures through the ages. 

In het lezen van deze tekst lag voor mij - naast Fortmann's pleidooi voor de ontmoeting tussen het boeddhisme en de joods-christelijke traditie - de aanleiding om een jaar later naar Japan te gaan en mijn zenweg te beginnen. 

De boeddhistische tekst die ik hier bedoel was ook een gedicht of liever een gebed, en wel van iemand die ook in onze zen-traditie genoemd wordt als we de „lijn van de transmissie zingen, namelijk Rahula Bhadra. Men weet niet precies wie deze Rahula was, waarschijnlijk een leerling van Nagarjuna, die beschouwd wordt als de grondlegger van het mahayana boeddhisme en een van de grootste figuren na de Boeddha. 

In dat op vakantie meegenomen boek vond ik Rahula Bhadra's Hymne aan de Wijsheid voorbij alle wijsheid, de hymne die tot het vaste repertoire behoort van de soetra's die wij zingen op onze sesshins. Het is een ontroerend getuigenis, waarin het onuitsprekelijke, het bodemloze, het niets, de leegte - al die termen waar boeddhisten zo sterk in zijn -, ineens, als door een wonder, precies zo intiem verwoord wordt als ik dat in het gedicht van Rilke had aangetroffen. In beide gedichten wordt die bodemloosheid aangesproken als een JIJ. Voor Rilke met zijn christelijke achtergrond begrijpelijk, maar voor een boeddhist als Rahula zeer uitzonderlijk. 

Laat ik eerst de regels uit Rahula's Hymne citeren, die voor mij doorklinken in Rilke's gedicht: 

“Wees gegroet, Wijsheid voorbij alle wijsheid, die aan alle denken voorbij reikt, die alle taal volledig overstijgt, die gelaatloos en beeldloos bent… en toch bezongen in duizend namen en duizend vormen en duizend beelden… 
Wees gegroet, Ondoorgrondelijke Stilte die door niets wordt gedragen en door niets wordt gehinderd. Jij, die van nergens bent gekomen en nergens naar op weg bent… Zelfs de meest wijzen onder de mensen hebben jouw woonplaats nooit kunnen bepalen. 
Wees gegroet, bodemloosheid en lichtvol mysterie. Hoe moeilijk is het jou waarachtig te herkennen. Als in luchtspiegelingen word je waargenomen, en toch word jij dan niet aanschouwd. 
Wees gegroet, bron van ons eeuwige verlangen. 
Wees gegroet, Moeder en oergrond van al wat is. Als wij niet gedragen worden door liefde juist tot Jou, zal ons omgaan met de tienduizend dingen gevangen blijven in het web van begeerte en afkeer”. 

Het boekje van Rilke waarin het gedicht Du der ich's nicht sage…opgenomen is, heet 'Aantekeningen van Malte Laurids Brigge'. Rilke zelf noemde deze Aantekeningen poëzie, maar het is feitelijk proza. Het gaat over iemand die in grote eenzaamheid leeft en zich in een totale innerlijke impasse bevindt en in het besef „niets te zijn


Diepste ontdekking 

Maar precies daar, in dit „niets, doet hij zijn diepste ontdekking: 

“Is het mogelijk, dat waar het werkelijk om gaat in het leven nog nooit ontdekt is? Is het mogelijk dat men in heel het verleden nog niets wezenlijks en belangrijks gezien heeft, herkend heeft, gezegd heeft? Ja, dat is mogelijk. 

Is het mogelijk dat men, ondanks uitvindingen, ondanks vooruitgang, ondanks cultuur, religie en wereldse wijsheid, nog altijd alleen maar aan de oppervlakte van het leven gebleven is? Is het mogelijk dat we dit oppervlak zelfs met ongelooflijk vervelende lagen stof bedekt hebben? Ja, dat is mogelijk. 

Is het mogelijk dat de hele wereldgeschiedenis wellicht verkeerd begrepen is? Is het mogelijk dat heel het zogenaamde verleden onecht is, omdat men altijd weer uitging van massa's, omdat men sprak over het gemeenschappelijke, de velen samen, in plaats van die ene unieke mens toe te spreken, die ene mens te ontdekken, die zo vreemd lijkt en die nu gaat sterven? Ja, dat is mogelijk. 

Is het mogelijk dat mensen over God spreken en dan denken dat ook God iets gemeenschappelijks is? Kijk naar schoolkinderen die allemaal hetzelfde speeltje hebben: na verloop van tijd zal dit speeltje in hun handen zo veranderd zijn dat het nauwelijks nog te herkennen is. Maar is het dan nog mogelijk te geloven dat men een God kan hebben die niet „gebruikt en aangepast is? Ja, dat is mogelijk…” 

Maar als dit alles zo is, zegt hij dan, als dit alles zo is, dan moet er kost wat kost iets gebeuren. Dan moet deze ene unieke mens hier, juist waar hij zich verloren en „niets voelt, het verzuim inhalen. Hier begint het, hier begint alles opnieuw, hier moet het kantelen, hier moet alles op zijn kop komen… De ashraya paravritti waarover de Boeddha sprak, in het Engels zo indringend vertaald als revolution of the fundaments… ligt precies hier: 

“Mijn God, als men dit alles zou kunnen delen met iemand! Maar dit alles kan alleen ontdekt worden tegen de prijs van totaal alleen zijn…” 

Rainer Maria Rilke
Vervolgens beschrijft Rilke hoe hij een processie ziet waarin een meisje traditionele gebeden zingt. Toch is het alsof wat ze zingt niet uit haar ziel komt. Maar dan valt er opeens een stilte, een stilte die alsmaar voortduurt, een stilte die niemand voor mogelijk had gehouden en waardoor een uiterste spanning ontstaat. En dan verheft het meisje opnieuw haar stem. En dan komt onverwachts dat gezongen gebed: Du, der ich's nicht sage …. “Dan is er plotseling in haar zingen een diepste zekerheid, alsof ze altijd al geweten had dat ze zich in dit ogenblik zo zou inzetten, dat ze dit zo tot uitdrukking zou brengen”. 



Hier komt tenslotte het gedicht in de Nederlandse vertaling die ik zelf ooit maakte. In het prachtige Duits van Rilke klinkt het natuurlijk veel indringender. Mijn excuses daarvoor. Het is dit gedicht, Du, der ich's nicht sage …, dat vanaf het begin van mijn weg tot nu toe levend gebleven is. 

Jij, aan wie ik niet hoef te zeggen 
dat ik 's nachts lig in tranen, 
jij, wier wezen mij wiegt 
zodat ik tot rust kom. 
Jij, die mij niet zegt 
- terwijl je waakt over mij - 
hoe het kan dat dit wonder 
door ons wordt gedragen 
zonder dat het ooit stilt… 
Kijk naar geliefden: 
ze hebben amper hun liefde bekend 
of het is al getekend door leugens 
Jij alleen laat me bestaan. 
Alleen jou mag ik steeds anders duiden. 
Een ogenblik ben je maar hier, 
daarna is er enkel weer ruisen, 
of een geur die geen spoor achterlaat. 
Ach, in mijn armen heb ik ze allen verloren, 
maar jij, jij wordt altijd opnieuw geboren: 
omdat ik jou nimmer vasthield, 
houd ik je vast. 

Rainer Maria Rilke 

Bron: Maha Karuna Ch’an: Nieuwsbrief 2010 Nr. 2