De Wet van het Innerlijk Leven

De Soefi Boodschap van Hazrat Inayat Khan

Volwassenheid
Degenen die het innerlijke leven leiden beginnen een wet te zien die voor de doorsnee mens verborgen is. Er is een natuurwet die bekend staat als wetenschap en de wet van het leven die men de morele wet noemt. Maar voorbij de wetenschap en de zeden bevindt zich een andere wet. Men kan die de occulte wet noemen of anders geformuleerd een innerlijke wet, een wet die kan worden begrepen door een open hart en een ontwaakte ziel. Deze wet manifesteert zich in veel en gevarieerde vormen aan de blik van de ziener. Soms verschijnt die wet in een vorm die helemaal tegengesteld is aan het effect die hij later in zijn manifestatie heeft. Het oog van de ziener wordt een zwaard dat als het ware alles opensnijdt, inclusief de harten van de mensen en dat helder door alles heen kijkt
wat zij bevatten; het is echter een opensnijden dat tegelijkertijd helend is.

In de Koran wordt gezegd: ́Degene die met de pen onderrichtte, onderrichtte de mens wat hij niet wist ́. En wat betekent dat? Dat betekent dat voor de mens die het innerlijke leven leidt alles wat hij ziet een geschreven letter wordt en dat deze gehele zichtbare wereld een boek wordt. Hij leest het net zo gemakkelijk als een brief die door een vriend is geschreven. En bovendien hoort hij van binnen een stem die voor hem een taal wordt. Het is een innerlijke taal, de woorden ervan zijn niet hetzelfde als de woorden van de uiterlijke taal. Het is een goddelijke taal. Het is een taal zonder woorden, die slechts een stem genoemd kan worden en toch als taal dient. Het is als muziek, die voor de musicus net zo helder als een taal is. Iemand anders kan van muziek genieten, maar alleen de musicus weet exact wat de muziek vertelt, wat elke noot is, hoe die tot expressie wordt gebracht en wat die onthult. Elke frase van muziek heeft voor hem een betekenis; elk muziekstuk is voor hem een schilderij. Maar dit is alleen zo bij een echte musicus.

Sommige personen beweren dat zij helderziend en helderhorend zijn en heel vaak misleiden zij anderen door valse voorspellingen te geven. Degene die het innerlijk leven leidt heeft echter geen voorspellingen nodig, hij hoeft anderen niet te zeggen wat hij ziet en hoort. Het is niet alleen zo dat hij niet geneigd is dat te doen, maar hij ziet er ook de noodzaak niet van in. Bovendien kan hij zichzelf niet volledig uitdrukken. Hoe moeilijk is het niet om de poëzie van de ene taal volledig te vertalen in de poëzie van een andere taal! Toch is het slechts een interpreteren vande ideeën van de ene helft van de aarde voor de mensen van een ander deel van dezelfde aarde. Hoe veel moeilijker moet dan niet zijn om de ideeën van de goddelijke wereld te vertalen of te interpreteren voor de menselijke wereld! In welke bewoordingen kunnen ze worden gegeven? Welke frasen kunnen er voor de ideeën worden gebruikt? Enzelfs nadat ze in woorden en frasen zijn gegeven, wie zou ze dan kunnen begrijpen? Het is de taal van een andere wereld.

Dus wanneer de profeten en zieners van alle tijden een bepaalde boodschap en wet aan de mensheid hebben gegeven, was dat slechts het geven van een druppel uit de oceaan die zij in hun hart ontvingen. En ook dit is een groot probleem, want zelfs deze druppel is niet te begrijpen. Begrijpt elke christen de Bijbel? Kent elke moslim de Koran of elke Hindoe de Vedanta? Nee, zij mogen dan wel de woorden van de verzen kennen, maar niet altijd de ware betekenis. Er zijn onder de moslims mensen die de hele Koran van buiten kennen, maar dat beantwoordt niet aan het doel. De gehele natuur is een geheim boek en toch is ze voor de ziener een open boek. Hoe kan de mens het vertalen? Hoe kan de mens het interpreteren? Het is net als proberen de zee naar het land te brengen: men kan dat doen, maar in welke mate?

Het begrijpen van deze wet verschaft de ziener een geheel andere visie op het leven, het zorgt ervoor dat hij al wat goed en mooi is meer waardeert, dat hij al wat de moeite waard is om te bewonderen bewondert, dat hij geniet van al wat de moeite waard is om van te genieten, dat hij al wat te moeite waard is om te ervaren ervaart. Het wekt de sympathie van de ziener om lief te hebben, om te tolereren, om te vergeven, om te verdragen en om te sympathiseren. Het verschaft de neiging om degenen die in nood verkeren te ondersteunen, te beschermen en tedienen. Maar kan hij zeggen wat hij werkelijk voelt, hoe hij zich werkelijk voelt? Nee, dat kan hij zelfs niet tegen zichzelf zeggen.

Daarom is degene die het innerlijk leven leidt alles

- hij is als een arts die dingen weet die een arts niet kan weten;
- een astroloog die veel meer weet dan een astroloog;
- een schilder die dat weet wat een schilder niet weet;
- een musicus die dat weet wat een musicus niet weet;
- een dichter die weet wat een dichter niet kan waarnemen.

Want hij wordt de schilder van de totale wereld, de zanger van het goddelijk lied, hij wordt de astroloog van de totale kosmos, die verborgen wordt voor het zicht van de mens. Hij heeft uiterlijke dingen niet nodig als tekens voor het kennen van het eeuwige leven. Zijn leven is nu juist het bewijs van het eeuwigdurend leven. Voor hem is de dood een schaduw, een verandering, het omdraaien van het hoofd van de ene naar de andere kant.

Voor hem hebben alle dingen hun betekenis, iedere beweging in deze wereld: de beweging van het water, van de lucht, van de bliksem en de donder en van de wind. Iedere beweging heeft voor hem een boodschap, brengt hem het een of ander teken. Voor iemand anders is het slechts de donder, slechts een storm, maar voor hem heeft iedere beweging een betekenis. En wanneer hij in zijn ontwikkeling stijgt, heeft niet alleen iedere beweging haar betekenis, maar bevindt er zich in en boven iedere beweging zijn bevel. Dat is het deel van zijn leven dat hem meesterschap brengt.

Bovendien ziet hij in alle aangelegenheden van deze wereld, van individuen en van menigten, die mensen verwarren, die hen tot wanhoop drijven, die de oorzaak zijn van hun depressie, die vreugde en plezier schenken en die hen amuseren, door alles heen. Hij weet waarom het komt, vanwaar het komt, wat er achter zit, wat er de oorzaak van is en wat de verborgen oorzaak achter de schijnbare oorzaak is. En als hij de oorzaak achter de oorzaak zou willen traceren zou hij naar de oorzakelijke oorzaak terug gaan, want het innerlijk leven wordt geleid door met de oorzakelijke oorzaak te leven, door een te zijn met de oorzakelijke oorzaak. Dus bevindt zich in degene die het innerlijk leven leidt, met andere woorden, die het leven van God leidt, God en bevindt hij zich in God.

Jeugd
Bijvoorbeeld, op het spirituele pad gaat iemand achterwaarts, hij ervaart de jeugd opnieuw, want spiritualiteit schenkt gezondheid aan de mind en aan het lichaam, want zij is het ware leven. Hij ervaart vitaliteit, kracht, aspiratie, enthousiasme, energie en een levende spirit die hem zich jong laat voelen, ongeacht hoe oud hij is.

Kinderjaren
Vervolgens wordt hij als een klein kind, dat graag wil spelen, altijd bereid is te lachen, gelukkig onder de kinderen. Hij toont in zijn persoonlijkheid kinderlijke trekjes, met name die blik die men in kinderen ziet, waar geen zorgen zijn, geen angst of een verbitterd gevoel jegens iedereen, waar een verlangen is om met iedereen op vriendschappelijke basis om te gaan, waar geen trots of verwaandheid is, maar bereidwilligheid om met iedereen om te gaan, ongeacht de klasse of kaste, natie of ras. Op die manier wordt de spirituele persoon als een kind. De neiging tot tranen, de bereidheid tot lachen, dit alles wordt aangetroffen in de spirituele persoon.

Kleutertijd
Als de spirituele persoon verder gaat toont hij in zijn aard de kleutertijd. Dit kan waargenomen worden in zijn onschuld. Zijn hart kan belicht zijn met wijsheid en toch is hij onschuldig. Hij wordt gemakkelijk misleid, zelfs terwijl hij het weet, naast dat hij onder alle omstandigheden gelukkig is, net als een kleuter. Net zoals de kleuter geen aandacht heeft voor eer of belediging heeft de spirituele persoon dat ook niet. Wanneer hij in deze fase belandt beantwoordt hij een belediging met een glimlach. De eer die hem wordt bewezen is als de eer die een baby wordt bewezen, een baby die niet weet wie die wordt bewezen. Alleen de persoon die de eer heeft bewezen weet dat die aan iemand is bewezen. De spirituele mens is zich er niet van bewust, aangezien het voor de baby niets voorstelt als
iemand zich gunstig of ongunstig over hem uitlaat, de baby geeft er niets om, hij is bereid in beide gevallen te glimlachen. Zo is de spirituele ziel.

Menselijkheid
Als de spirituele ziel verder gaat begint hij de ware trekken van menselijkheid te vertonen, want hier begint demenselijkheid echt. Men kan in een dergelijke ziel de tekenen zien die de ware karakteristieken van het menselijke wezen zijn, verstoken van dierlijke trekken.

Er bevindt zich bijvoorbeeld in hem een neiging om iedere kleine goede daad die door wie dan ook wordt verricht te waarderen, om het goede te bewonderen overal waar hij dat in wie dan ook ziet; een neiging om te sympathiseren, ongeacht de omstandigheid van de persoon, heilige of zondaar; een neiging om interesse te tonen in de aangelegenheden van zijn vrienden wanneer er een beroep op hem wordt gedaan om dat te doen; een neiging om te offeren, niet in ogenschouw nemend wat hij offert, zo lang als hij aangezet wordt om die handeling te verrichten. Respect, dankbaarheid, oprechtheid, betrouwbaarheid, geduld, verdraagzaamheid, al deze kwaliteiten beginnen zich te vertonen in het karakter van die mens. In deze fase is het dat hij echt kan oordelen, want in dit stadium ontwaakt het gevoel voor rechtvaardigheid.

Het Koninkrijk van de dieren
Maar als hij groeit gaat hij ook verder met het achterwaarts groeien. Hij vertoont nu de tekenen van het dierlijke koninkrijk. Bijvoorbeeld een dergelijke kwaliteit als die van de olifant, die, met al haar kracht en sterkte van haar gigantische omvang, bereid is een last op zich te nemen die op haar wordt geplaatst; het paard, dat bereid is de ruiter te dienen; en de koe, die op harmonieuze wijze in de wereld leeft, naar huis komt zonder daartoe aangezet te worden en de melk geeft waar eigenlijk haar kalf recht op heeft. Deze kwaliteiten komen tot de spirituele persoon. Hetzelfde wordt onderricht door Christus.

Het Koninkrijk van de planten
Wanneer hij nog verder gaat, ontwikkelt zich in hem de kwaliteit van het koninkrijk van de planten, van de planten die vruchten en bloemen voortbrengen; geduldig wachtend op de regen die van boven komt; nooit iets terug vragend van degenen die de bloemen en het vrucht komen oogsten, gevend en nooit iets terugverwachtend, alleen maar verlangend om schoonheid voort te brengen in overeenstemming met de mogelijkheid die in hen verborgen ligt en het de mensen die dat wel of niet waard zijn, ongeacht wie het is, toestaand die mee te nemen, zonder enige waardering of dank te verwachten.

Het Koninkrijk van de mineralen
En wanneer de spirituele persoon nog verder vordert belandt hij in de fase van het koninkrijk van de mineralen. Hij wordt als een rots; een rots voor anderen om tegen aan te leunen, om op te vertrouwen; een rots die onbewogen blijft staan te midden van de constant bewegende golven van de levenszee; een rots die alle dingen verdraagt van deze wereld waarvan de invloed een schurend effect heeft op gevoelige menselijke wezens; een rots van constantheid in vriendschap, van bestendigheid in liefde, van loyaliteit aan ieder ideaal waarop hij zich heeft gebaseerd. Men kan bij leven en dood op hem rekenen, hier en in het hiernamaals. In deze wereld waarin niets te vertrouwen is, die ieder moment zo vol veranderingen is, is een dergelijke ziel in die fase aanbeland waarin hij door al deze veranderingen heen die kwaliteit toont die als een rots is, hiermee zijn vordering naar het koninkrijk van de mineralen bewijzend.

Djin
Zijn verdere vordering ligt in de djin kwaliteit, die het alleswetende, het alles-begrijpende representeert. Er is niets wat hij niet kan begrijpen. Hoe moeilijk de situatie ook is, hoe subtiel het probleem ook is, ongeacht de omstandigheden die hem omringen, hij begrijpt ze allemaal. Er kan iemand naar hem toe komen die verhard is door de fouten die hij zijn hele leven heeft begaan; voor dit begrip smelt hij, want of het nu een vriend of een vijand is, hij begrijpt beiden. Hij bezit niet alleen de kennis van de menselijke natuur, maar ook van de levensomstandigheden in het algemeen in al haar aspecten.

Engel
En wanneer hij nog verder vordert, ontwikkelt zijn natuur zich in die van een engel. De natuur van de engel is vol aanbidding te zijn. Hij aanbidt daarom God in alle schepsels. Hij voelt zich niet groter, beter of spiritueler dan wie dan ook. In deze verwerkelijking is hij de aanbidder van alle namen en vormen die er zijn, want hij beschouwt ze allemaal als de namen en vormen van God. Er is niemand, hoe ontaard of geminacht door de wereld iemand ook is, die in zijn ogen minder is. In zijn ogen is er niemand behalve het goddelijke Wezen en op deze manier wordt ieder ogenblik van zijn leven gewijd aan aanbidding. Voor hem is het niet langer nodig dat hij God op een bepaalde tijd of op een bepaalde manier dient te aanbidden. Er is geen enkel moment waarop hij niet in aanbidding is. Ieder moment
van zijn leven is hij in aanbidding, bevindt hij zich voor God en daar hij zich op ieder moment van zijn leven voor God bevindt raakt hij zo gezuiverd dat zijn hart een kristal wordt waarin alles helder is. Alles wordt hier gereflecteerd, niets wordt voor hem verborgen, alles wordt zo helder gekend als het gekend wordt door de andere persoon, en zelfs nog helderder. Want iedere persoon kent zijn eigen omstandigheid wel maar niet de reden ervan. Het spirituele wezen in deze fase kent echter de omstandigheid van de persoon en de reden ervan. Dus weet hij meer over iedere persoon dan die persoon zelf.

Volmaaktheid
In deze fase culmineert zijn vooruitgang en komt die tot haar volheid. Christus heeft hierover gesproken met de volgende woorden: ‘Wees volmaakt, zoals Uw Vader in de hemel volmaakt is’. Wanneer die fase komt bevindt die zich voorbij iedere uitingsvorm. Het is een gevoel, het is een realisatie, het is een gevoel, iets wat woorden nooit kunnen uitleggen. Er kan slechts één ding worden gezegd en dat is dat wanneer een persoon die fase, die volmaaktheid wordt genoemd, heeft aangeraakt, zijn denken, spreken, handelen, zijn atmosfeer, alles God voortbrengt. Hij verspreidt God overal. Zelfs als hij niet zou praten zou hij nog altijd God verspreiden, als hij niets zou doen, zou hij toch God brengen. En op die manier brengen degenen die God hebben verwerkelijkt de levende God naar de wereld. Vandaag de dag bestaat er in de wereld slechts een geloof in God, God bestaat in de
verbeelding, in het ideaal. Een dergelijke ziel die goddelijke Volmaaktheid heeft aangeraakt brengt een levende God naar de aarde, die zonder hem alleen maar in de hemelen zou verblijven.

Bron