De Zondeval en de Verlossing

© Kees Voorhoeve


Inleiding

Hoe meer we ons openstellen voor de Goddelijke Bron van ons bestaan, hoe meer we de levensopdracht om brug te zijn tussen Licht en Duisternis kunnen verwezenlijken.
In de praktijk blijkt echter dat het evenwicht tussen Licht en Duisternis moeilijk te realiseren is. We hebben steeds de neiging uit balans te raken en ons vanwege de zondeval te identificeren met de Duisternis. Wat wordt met de Oerbron bedoeld en waar komt het onderscheid tussen Licht en Duisternis vandaan? Waarom heeft de zondeval plaatsgevonden en raken we steeds meegesleurd in de Duisternis? Hoe kunnen we van de zondeval verlost worden en de zuigkracht van de Duisternis loslaten? Op welke wijze kunnen we weer in evenwicht komen? Aan de hand van Kabbalistische interpretaties over de zondeval en de verlossing zullen in dit artikel op deze vragen antwoorden gezocht worden.


De Oerbron

De Oerbron is de oneindige eeuwige werkelijkheid die alles overstijgt en tegelijkertijd de Bron is van alles wat bestaat. De Oerbron is op ‘niets’ gericht, het is zo leeg van iets en tegelijkertijd zo vol van alles. Hoe kan uit dit ‘niets’ iets ontstaan?
In de Kabbalistische traditie wordt de Oerbron En Soph genoemd dat ‘zonder grens’ betekent. En Soph wordt als een cirkel voorgesteld met een oneindige omtrek en zonder vast middelpunt. De cirkel is leeg, er is ‘niets’. Dat wil zeggen er is niet ‘iets’, de Bron is een volheid van alles. De leegte is vol van Goddelijke Licht. Het Niets is dus een absolute oneindige stralende Realiteit waarin alles nog ongedifferentieerd aanwezig is. Tegelijkertijd heeft deze Oerbron een eeuwig verlangen in zich om tot zelfkennis te komen. Deze stralende Realiteit wil tot manifestatie komen om zodoende zichzelf volledig te ontdekken. De Oerbron is een verborgen schat die verlangt gekend te worden.
Het proces van het ontstaan van het leven wordt in de Kabbala beschreven met behulp van het principe Tzimtzum. Tzimtzum betekent terugtrekken. Het Goddelijke Oerlicht trekt zich terug opdat het leven kan verschijnen. De schepping wordt in de Kabbala niet besproken in termen van overstromen of zich uitdrukken, het gaat om het principe van terugtrekken, de Oerbon trekt zich juist terug om ruimte te maken voor het bestaan. Door het terugtrekken verschijnt in het middelpunt van de lege cirkel, vol van Goddelijk Licht, een zwarte stip, een zwart middelpunt. Dit middelpunt is werkelijk ‘niets’; het Goddelijke Licht heeft zich teruggetrokken. De zwarte stip is Duisternis, het is een ontkenning van het Licht.

Het ‘niets’ van de zwarte stip bevindt zich binnen de cirkel van het Goddelijke. Hieruit kunnen we concluderen dat de Duisternis dus inherent is aan het bestaan en een noodzakelijke voorwaarde vormt voor het leven. Het terugtrekken van En Soph is een positieve activiteit van de schepping: het Goddelijke Licht beperkt zich en maakt ruimte voor Duisternis. De Duisternis onderscheidt zich van het Oerlicht. In dit onderscheid van ‘Licht’ en ‘Duisternis’ kan het leven vorm krijgen. Het leven betekent een ritme van in- en uitademen, van ontstaan en vergaan, van constructie en destructie, van goed en kwaad. Juist door het spanningsveld van ‘Licht’ en ‘Duisternis’ kan het leven tot ontplooiing komen en wordt het Goddelijke via dit onderscheid zichzelf bewust van de wonderbaarlijke betekenis en schoonheid van haar diepte.


Zondeval

Als we ons bewust leren af te stemmen op de Goddelijke Bron, is het mogelijk om brug te zijn tussen Licht en Duisternis. Dan zijn we in het midden, leven we in het paradijs en vormen we een belangrijk instrument om de zelfontplooiing van de Goddelijke Bron mede vorm te geven. Maar hoe moeilijk is het in het spanningveld tussen Licht en Duisternis deze opdracht uit te voeren. Hoe moeilijk is het de juiste weg van het midden te kiezen en in balans te blijven? Uit het verhaal van de zondeval in de Bijbel blijkt dat de eerste mens, Adam, het niet gelukt is deze opdracht te volbrengen want Adam wordt verleid door de slang in het paradijs en wordt meegezogen in de Duisternis. Waar komt deze slang vandaan en hoe heeft de slang Adam verleid? Een verwijzing naar de Boom des Levens maakt duidelijk hoe de kracht van de slang werkt. De Boom des Levens vormt in de Kabbala het grondpatroon van de schepping die in het spanningsveld tussen Licht en Duisternis tot bloei kan komen. Het is de volledige blauwdruk waar alles uitgevormd wordt. De Boom des Levens bestaat uit drie kolommen, waarin het spanningsveld tussen Licht en Duisternis en de mogelijkheid van evenwicht tot uitdrukking komt. De zwarte kolom staat symbool voor de Duisternis en heeft met veelheid, onderscheid en structuren te maken. De witte kolom verwijst naar het Licht en correspondeert met eenheid en kracht. Het is de kunst om Licht en Duisternis, de zwarte en witte kolom, in harmonie te brengen. De harmoniserende kracht is de derde kolom, de middenkolom. Door steeds te proberen in het midden te zijn, kunnen we meer en meer het Goddelijke Licht ontvangen en weer doorgeven. Het is echter niet gemakkelijk in het midden van dit spanningsveld tussen de zwarte en witte kolom te blijven. In de Bijbel in Genesis corresponderen deze kolommen met het symbool van de ‘slang’. De kolommen van Licht en Duisternis zijn twee slangen: de zwarte slang wil zich uitdrukken in de veelheid, leeft van differentiatie en heeft de neiging zich af te keren van de Bron. De witte slang is de tegenovergestelde kracht, zoekt juist naar eenheid en verlangt zich te verenigen met het Goddelijke. Beide slangen staan symbool voor kracht om aan te geven dat deze kolommen niet statisch zijn: ze hebben beide een positieve en negatieve lading. De zwarte slang heeft in zich de drang te onderscheiden en te fragmenteren. Op zich is dit een harmonisch proces als de zwarte slang maar in evenwicht is met de witte slang. Als de zwarte slang overheerst, probeert deze via allerlei mogelijkheden de mens in de differentiatie vast te zetten en te vernauwen. De witte slang daarentegen is instaat te genezen en ons te verbinden met het Goddelijke, maar als we alleen op de witte slang gericht zouden zijn, zullen we oplossen en verdwijnen we in de eenheid. De kunst van het leven is beide slangen in evenwicht te brengen. Dan is er een creatieve spanning tussen Licht en Duisternis en leven we in de paradox tussen eenheid en veelheid.