.
Open Dag in Utrecht op Zaterdag 4 mei 2024

Kees Voorhoeve is studiecoördinator van de Opleiding Spiritualiteit en Zingeving van de Academie voor Geesteswetenschappen 
en geeft voorlichting over de opleiding. Klik voor meer info

Mutual Inquiry

~Ton Lathouwers

Poging tot introductie van een alternatief voor dokusan[1]; over het belang van wederzijdse ‘openstelling’ voor de zaak van leven-dood tijdens de ontmoeting; deemoed en zen; Mimi Maréchal en het doorbreken van de hiërarchie.

Gisteren, bij de introductie van deze retraite, werd er iets verteld over de gang van zaken voor deze dagen, en dat was vooral bedoeld voor de mensen die hier voor het eerst zijn. Eén van de nieuwkomers vroeg daarna waar hij eigenlijk in terecht was gekomen…
Want wat te denken van de zin: “Ton zal tijdens de eerste teisho van de sesshin bespreken waarom de dokusan vervangen wordt door mutual inquiry”? (Gelach.)
Een zin die voor hem volkomen onbegrijpelijk was. Voor ons herkenbare termen, voor een nieuwkomer abracadabra. En wat ook te denken van de volgende mededeling: “Paul komt niet, hij wordt vervangen door Piet Hein”. Paul? Wie is Paul? En wat doet die Piet Hein in godsnaam…?

Ik maakte zelf zoiets twintig jaar geleden mee, toen de Hartsutra[[2] in België gelezen werd in het Nederlands, maar een aantal woorden niet vertaald waren. Ik vroeg me toen ook af wat krijgen we nu? “Toen de bodhisattva Avalokiteshvara in de prajna paramita was afgedaald, begreep zij dat de skandha's getekend waren door shunyata” (Gelach). Zo…, dat is dan net zo duidelijk als: “waar het in de Hartsutra om gaat is het bereiken van de anutara samjak sambodhi”.

Dit verschijnsel, dat we een eigen jargon gaan gebruiken en niet in de gaten hebben dat we ons daarmee afsluiten voor ‘buitenstaanders’, is een risico dat kleeft aan alle talen en alle woorden. En dat risico kleeft ook aan zo'n Engelse term als mutual inquiry, waar ik het vandaag over zal hebben. Ik ben niet meer in staat om met iedereen tijdens een retraite een persoonlijk gesprek te voeren en zou willen dat mutual inquiry meer gaat leven. Ik heb er helaas geen beter woord voor en eigenlijk is de term me ook wel dierbaar. Mutual, onderling, wederkerig, wederzijds, en inquiry heeft te maken met het elkaar bevragen, dus een soort van onderling onderzoek. Het gaat over wat wij hier samen proberen tot uitdrukking te brengen, - en met een sterk accent op gelijkwaardig, op niet in een hiërarchie staan ten opzichte van elkaar. Waar mensen samen zijn moeten er onvermijdelijk zaken geordend worden en alles zijn unieke plaats krijgen, maar in de grond is er tussen allen die hier zijn gelijkwaardigheid. Ik hoop dat vandaag en in volgende verhalen duidelijk te maken.

Mutual inquiry is ontstaan in de vernieuwingsbeweging in Japan, de FAS-society[3], waar Hisamutsu en Masao Abe exponenten van zijn. Beiden hebben mij beïnvloed. De eerste ontmoeting op mijn zenweg was die met Masao Abe en de eerste teksten die ik kreeg, zowel van hem als van Hisamatsu, gingen over mutual inquiry. Abe vertelde daar ook over. Het was een praktijk binnen die vernieuwingsbeweging en de diepste betekenis ervan was nou juist dat het idee doorbroken werd dat het iets specifieks zou zijn, voor een heel bijzondere sekte of richting binnen het boeddhisme. Het is dus níet specifiek voor zen of voor wat dan ook. De basis voor Abe en Hisamatsu - en ook voor Teh Cheng, die het op zijn manier in Indonesië uitdroeg – was dat hetgeen hier tot uitdrukking komt voor alle mensen is. Het is van de hele mensheid, van alle mensen, op een unieke manier. Dát is ontmoeting, en het diepste is de ontmoeting tussen mensen.

Toen Masao Abe zijn tachtigste verjaardag vierde, werd hem niet voor niets een boek aangeboden met als titel A zen-life of dialogue. Wat mij in Abe altijd raakte was zijn bereidheid om te luisteren en samen met anderen bij de vraag te blijven die van elk leven, van elke religie, de diepste is: de zaak van leven-dood. De onmogelijke vraag van leven-dood, het grote mysterie. Dat is niet iets wat goedkoop is, of van een specifieke richting. In elke richting - christendom, jodendom, noem maar op – krijgt het een eigen klank en kleur, zoals het ook in de zen een eigen kleur kreeg.

Wat Hisamatsu met mutual inquiry duidelijk wilde maken is met name terug te vinden in zijn boek Zen for the masses. Meditatie ‘voor de massa’ was nieuw. Zen, meditatie, boeddhisme was allereerst en eeuwenlang iets voor monniken in kloosters. Met de doorbraak van het mahayana-boeddhisme verschoof dat; eigenlijk was dat al aan het gebeuren in de tijd van de Boeddha. Binnen elke religie is het nodig dat bepaalde zaken kristalliseren, dat ze een duidelijke vorm en structuur krijgen, maar dat is tegelijkertijd ook de grote valkuil. Met de structuur en hiërarchie ontstaat ook het gevaar dat de vorm gaat overheersen. Er ontstaat dan namelijk ook gemakkelijk een kleine 'meerder'heid die weet, tegenover een grote 'minder'heid die niet weet. En Hisamatsu pleit ervoor om dat te doorbreken. Het is iets van elke mens, op elke plek, waar we ook staan. We hebben allemaal en zonder uitzondering het ‘oorspronkelijk gelaat’.

We zijn allemaal uniek. Dat wilde Hisamatsu onderstrepen met zijn mutual inquiry en Zen for the Masses. Hij reisde de wereld rond om mensen te ontmoeten en hij luisterde naar alle andere stemmen. Zijn gesprekken in het Westen gingen over openbreken. Ooit maakte hij een bedevaart naar Jeruzalem om daar in navolging van Jezus Christus zijn kruis op te nemen, tot het einde toe, hoe zwaar ook. Dat is op zich al een indrukwekkend getuigenis.

In de term mutual inquiry zit dat openbreken, wat zo typisch was voor de FAS-society die door Hisamatsu werd gesticht. Het openbreken van hiërarchische structuren, van ongelijkwaardigheid, van machtsverhoudingen. Hisamatsu wilde geen transmissie geven, ook Masao Abe deed dat later niet. De beweging FAS was gebaseerd op wederzijds respect, tegen alle kritiek in. Iedereen kan van iedereen leren, het kan gaan stromen door ontmoeting. Mutual inquiry heeft dertig, veertig jaar perfect gefunctioneerd. Tijdens sesshins werd in de middag een periode afgekondigd, waarbij iemand tijdens de stilte dan opeens riep “mutual inquiry”. Men kon na deze aankondiging, als men met een vraag zat over de grote zaak van leven-dood - in alle aspecten van het leven -, naar iemand toestappen, een buiging maken en samen met die ander naar buiten gaan. Na een minuut of twintig kwam men dan weer terug en ging weer zitten.

Soms stond er niemand op, dan was het niet nodig dat er onderlinge gesprekken plaatsvonden. Binnen de FAS-society was het de gewoonte van mutual inquiry op deze manier langzaam gegroeid, maar Hisamatsu zei altijd: laat het niet alleen iets van de FAS-society zijn.
Hoe kun je mutual selfinquiry, zoals Hisamatsu het noemde, nou mooi vertalen? Wederzijds zichzelf in vraag stellen, zelfonderzoek doen? Laten we het maar houden op mutual inquiry, alleen al omdat Hisamatsu en Abe voor mij zo belangrijk waren. Misschien komen we nog wel op een eenvoudiger term. Er moeten eigenlijk nog meer van die incrowed woorden vervangen worden, zoals teisho en zo, dat komt nog wel eens.

Het belangrijkste van mutual inquiry is dat bij elke echte ontmoeting die zelfbevraging, dat zelfonderzoek meespeelt. In elke ontmoeting, of dat nu met een mens, een boek of een muziekstuk is, kán de diepste vraag van het bestaan opduiken en verwoord worden. Zelfs zonder dat we ons ervan bewust zijn dat er mutual inquiry plaatsvindt, want dat is secundair, soms gebeurt het zomaar. Hisamatsu blijft het herhalen en schrijft erover. In mijn boekje Kloppen waar geen poort is staan citaten over mutual inquiry van Hisamatsu. Pagina 68 tot 73, kijkt u het maar na. Ook in de syllabus Koan in de Maha Karuna-traditie, die ontstond in de periode dat de retraites nog in Drongen waren, was deze tekst al te vinden. In die periode was ik nog fit genoeg om de hele dag persoonlijke gesprekken te voeren, dokusan te houden, zoals ik het in de Japanse, Chinese en Koreaanse traditie had meegemaakt. Het één – mutual inquiry - is niet beter dan het ander, niet beter dan dokusan, dan een persoonlijk gesprek met een leraar. Het is anders. Het is niet of/of, maar en/en. Maar blijkbaar is voor mij de tijd gekomen om mutual inquiry op dit moment heel duidelijk naar voren te brengen als een mogelijkheid. Met alle risico's en moeilijkheden - die er ook bij persoonlijke dokusan zijn.

Toen de FAS-society in Nederland retraites ging organiseren in de Tiltenberg, stond mutual inquiry ook op het programma. Wat er gebeurde was toen dat de jongens een run namen naar de mooie meisjes en vervolgens niet een kwartier lang samen gingen praten in de tuin, maar een uur in de bosjes verdwenen (gelach). Of het was vooral een run op de leraren en op degenen die het zogenaamd beter wisten. We hebben het uiteindelijk maar een paar keer gedaan, en dat ging dus niet gemakkelijk. Ik vertel dit omdat het valkuilen zijn die we nu weer zouden kunnen tegenkomen. Ik zou willen zeggen maak gebruik van mutual inquiry als je echt met een diepe vraag zit en niet als het om een persoonlijk probleem gaat. Persoonlijke problemen hebben we allemaal, het leven is niet gemakkelijk en het ís eenzaam. Je kunt daar soms over praten, maar neem je voor om het dan authentiek te doen. En lees vooraf die pagina’s maar uit Kloppen waar geen poort is.

Praktisch gezien: we kunnen in principe de hele dag door aan iemand die we kennen of waar we vertrouwen in hebben, vragen: mag ik eens met je praten. Die ander kan en mág het moeilijk vinden en heeft alle recht - met dank voor het respect en het vertrouwen - om nee te zeggen.
Uit eigen ervaring weet ik, ook van de zenmeesters die ik sprak, dat je bij mutual inquiry niet met zenwijsheden aan moet komen. Geen cheap zentalk, zoals Seung Sahn - mijn Koreaanse zenmeester - altijd zei. En ook niet ‘uitdagen’, niet zogenaamd iemand uit de tent lokken. Het belangrijkste, en ook ik heb dat moeten leren, is luisteren… Je kunt het een ander niet vertellen. Je kunt soms proberen om iets te zeggen, maar spreken is heel snel teveel. Tot vorig jaar schreef ik, om het mezelf in te prenten, in elke nieuwe agenda, iedere maand - en soms iedere week - : Ton, zwijg en luister… Dat is niet gemakkelijk. Als iemand iets zegt, ligt het erg voor in de mond om iets te vertellen over wat je hebt gelezen of kent uit de zentraditie. Soms, heel soms kun je daarover iets zeggen. Het voornaamste is dat je luistert en daar nederig en klein bij bent en beseft dat je vaak geen antwoorden hebt. We zijn uniek en het is een wonder als er ontmoeting is.
Weet u, voor mij was een indrukwekkend voorbeeld wat een oude Japanner vertelde, die ik al lang ken en waarmee ik altijd persoonlijk contact heb gehouden. Hij zei: zo lang ik kon luisteren naar een antwoord op een zogenaamde koan[4], voelde ik me wel safe. De ander had zijn koan, ik kon ja zeggen of nee zeggen. En als mensen met persoonlijke vragen kwamen, had ik de neiging om te zeggen: laten we bij de koan blijven Maar er kwam een moment waarop ik dat niet meer kon en ik moest luisteren, zonder te weten wat te antwoorden. Deze man was al dertig jaar zenmeester en vertelde: als ik naar de dokusan-kamer ging, dan liep ik in de gang eerst een poosje heen en weer van onzekerheid…
Ik vind dat zó ontroerend. Daar spreekt een diep besef uit van hoe klein wij zijn. Daisetz Suzuki besteedt in één van zijn boeken - het laatste deel van de essays in Zen Buddhism – hier een heel hoofdstuk aan. Hij noemt daar een woord dat tot de innerlijke houding van de bodhisattva[5] behoort, maar hij maakt meteen duidelijk dat die bodhisattva de werker op het land kan zijn, of iemand die nog nooit van zen heeft gehoord - het kan iedereen zijn. Het woord kshanti is oorspronkelijk uit het Pali of Sanskriet, en betekent deemoed. Dat is dus besef van onze beperktheid en onmacht: menselijkerwijs kunnen wij een ander niet helpen. En toch kunnen we dat wel, misschien door te ontdekken dat we alles wat we zouden willen doen aan praktische dingen, aan mooie gezegden en zen-aforismen enzovoorts, beter kunnen laten voor wat het is en het beste kunnen zwijgen en luisteren.

Zo vertelde een zenleraar me ooit over een man die hij voor zich had die in nood en radeloos was en die erg tekeer ging. De leraar kon niet anders dan zwijgen, want hij hád geen woorden. En de man zei uiteindelijk tegen hem: ik dank je dat je alle woorden hebt ingehouden. Dat zit dicht bij die oude Japanse meester die de dokusan-kamer niet in durfde. Zijn eerste impuls was eigenlijk het verwijzen naar de koan, of naar een zen-citaat, maar hij wist dat hij in deemoed moest zwijgen.
Het gaat erom in onze betrokkenheid toch te beseffen dat we een ander zijn. De ander is uniek, en geen enkel trucje uit de trukendoos helpt om die ander verder te helpen. Soms komen er woorden in ons op, die aansluiten en iets teweeg brengen, maar ook dat moeten we loslaten, want garanties hebben we niet. Vaak zijn het zwijgen en de onmacht het meest ontroerend.
Ik maakte dat zelf mee met Teh Cheng. Er was een periode, zo'n dertig jaar geleden, waarin ik het heel moeilijk had en wanhopig was. Toen ik daarover iets vertelde zag ik aan alles bij Teh Cheng dat hij wel door grond kon gaan van onzekerheid. Dat heeft mij het meest ontroerd. Hij kwam niet met een mooie uitspraak, hij zei niet dat ik iets rechter moest gaan zitten of dieper moest ademen. Hij pakte mijn hand en ik zag zijn vertwijfeling, alles aan hem liet zien: ik kan niets meer doen - en juist dát heeft bij mij iets gedaan.

We weten niet wat er precies werkt, maar de ontmoeting is belangrijk. Juist als we alleen maar kunnen luisteren - en dat moeten we leren. Mutual inquiry is niet iets waarvan je kunt zeggen: dat ga ik nou eens even doen, want ik ben al zo lang bezig met zen. Ook ik ken de onzekerheid van de oude Japanner en van Teh Cheng; ik heb het nooit gemakkelijk gevonden. Maar het werkt tóch, ook al denk je dat werkelijk alles ophoudt. Dat is nou precies de kern van mutual inquiry. Masao Abe stelde zich, als hij in dialoog ging met christenen, altijd de vraag: wat bedoelt die ander, wat bedoelt hij met zijn totaal andere taal? Hij trad ieder tegemoet met een open houding, met de bereidheid tot leren.

Ik ken van hem een situatie waarin hij in gesprek was met iemand die totaal tegengestelde opvattingen had. Na afloop beschreef hij die ontmoeting zó positief, hij vertelde wat hij allemaal leerde van die man. Dát is deemoed, een deugd die in zen niet erg centraal staat…
Elke traditie kent zo z’n eigen valkuilen en zen kent het risico van een zekere arrogantie. Maar uiteindelijk gaat het om wat in de Psalmen staat: de vermorzeling des harten… 
In de zomersesshin zal ik verder ingaan op dit thema, op het begrip bodhisattva en die deemoed, op beperktheid en falen en met lege handen staan, en op niet-weten. Juist daarin ligt kracht. Shinran zei al dat daar waar hij het zelf niet meer kon, het wonder gebeurde…

Ik ben hier misschien nogal fel over, maar dit is het meest wezenlijke aspect van mutual inquiry. En verder moeten we het gewoon leren. Eén van de redenen waarom ik er nu zo de nadruk op leg - en waarom het voor mij en misschien voor het Westen zoveel betekent - heeft te maken met Mimi Maréchal. We hebben elkaar heel goed gekend. Ze was in Japan docente geweest en kwam terug naar Nederland. Ze was één van de eersten die hier met zenretraites begon - zo eind jaren zestig, begin zeventig - in de Tiltenberg. We hadden, vooral aan het eind van haar leven, veel contact en ik herinner me één gesprek heel levendig, een gesprek rond de oprichting van de FAS-society in Nederland. In de Tiltenberg hebben we geprobeerd iets van de grond te krijgen als tegenwicht tegen de bestaande hiërarchische visie van zen. Met name het meesterschap en het leerling zijn was iets wat Mimi wilde doorbreken. Dat dit uiteindelijk niet is gelukt, is wat anders. In het gesprek waar ik net op doelde, werd me duidelijk dat Mimi heel scherp zag hoe diep het in mensen zit om zich vast te klampen aan een autoriteit. Aan iemand die verder is, die meer weet. Het zit bijna in onze genen om te zoeken naar iemand die het voor jou kan weten en voor jou kan doen. Mimi had de grote wens om een conferentie te organiseren rond het thema van De Legende van de Grootinquisiteur van Dostojevski, omdat daarin geschetst wordt hoe wij allemaal met de diepste vragen uiteindelijk totaal alleen zijn met het geloof of het oervertrouwen van ons hart.

De Hartsutra zegt dat ook: het woord dat uit het hart komt. Mimi wilde laten zien hoe groot het gevaar was van structuren die erin slopen, ook in de zen. Ze had er een groot wantrouwen tegen en wilde het doorbreken. Niet dat ze wilde dat er iets ontstond als: doe maar wat je wilt. Het moest geen totale wanorde worden. Wat zij wilde was: het allerbelangrijkste levend houden, en dat is: iedereen is uniek. In elke zentekst wordt dit herhaald.
In mijn leven heb ik zoveel rijke ontmoetingen gehad, juist ook met mensen die nooit van zen of het boeddhisme gehoord hadden. Ik hoef alleen maar te denken aan de Sovjet-literatuur, aan alle schrijvers die ik Moskou heb ontmoet. Zij hadden geen religie, maar ontdekten ook iets. Toevallig kwam de literatuur op mijn weg; de romans, de gedichten en de essays. Van de persoonlijke gesprekken met die schrijvers, maar ook met mensen buiten de literatuur of religie, heb ik veel geleerd. 
En af en toe ook van iemand die wel aan zen deed (gelach), want Gods genade werkt overal… Mimi verwees ook naar schrijvers die daarmee bezig waren, bijvoorbeeld naar Krishnamurti. Hij waarschuwde altijd zeer voor guru´s. Er is trouwens nog een andere Krishnamurti, U.G. Iemand zei eens tegen hem: ja, u zegt dat nou allemaal wel, maar wij gewone mensen.... 
Hij valt de spreker dan fel en overtuigend in de rede: née, dat bent u niet. U bent een uniek mens, precies zoals u bent. Misschien gaat deze Krishnamurti wel heel eenzijdig met meesterschap om, maar juist daardoor kun je er wakker voor worden.

Toen ik begin zeventiger jaren voor het eerst bij Masao Abe kwam, was dat precies wat hij zei: you are accepted, just as you are. Right here, right now. Hier, op dit moment. Ook als we hier zitten. U, allemaal, en ik: totaal aanvaard. En aanvaarden is geen goed woord, het gaat er om dat je gewild bent in het bestaan. Gewild én geliefd! Vóór alles!
Dit is zó fundamenteel - en zeker als het wordt uitgedrukt in het boeddhisme. Dit staat ook voorop bij mutual inquiry.

Als u nu toch die pagina´s leest in Kloppen waar geen poort is, lees dan ook hoe Rinzai zijn monniken wakker schudde. Hij zei: jullie in vodden geklede monniken, kaalkoppen, jullie hebben geen vertrouwen in jezelf. Je loopt iedereen met alweer een ander tekstje maar achterna. Heb toch vertrouwen in jezelf, als uniek persoon!

Ook dat stolt na een paar eeuwen tot een traditie, die weer doorbroken moet worden - dat is de stroom. Het is de stroom van de Wijsheid voorbij alle wijsheid, die steeds opnieuw al onze zekerheden en mooie plaatjes stukbreekt en ons naakt doet staan.

Naakt en onbevangen als een kind, ook als wij in mutual inquiry elkaar ontmoeten. Ik zeg het nog maar een keer: het belangrijkste is zwijgen en luisteren. En verder: laat het los, het zál ter plekke komen, precies op het moment dat u het loslaat.


Noten:

Dokusan (spreek uit: doksan) is een persoonlijk gesprek van hart tot hart van leerling en (zen)leraar
Een Sutra is een vers; de Hartsutra is het bekendste vers over het boeddhistisch begrip ‘Leegte’
Formless self, All humankind and Suprahistorical
Koan: irrationeel probleem, bedoeld om de intuïtie wakker te roepen
Bodhisattva: hij of zij wiens/wier lezen (sattva) licht (bodhi) is, een persoon die niet de ultieme gelukzaligheid wil ingaan voordat alles en iedereen verlost is


Retraite in Steyl / 12.04.2012