~Daniël van Egmond
Fragment uit 'Mystiek van het Lijden'
Het vele lijden dat we in de wereld tegenkomen, lijkt ons bijna te dwingen om een van de reacties van Job's vrienden te accepteren als een realistisch antwoord op de vraag naar de zin en de oorsprong van het lijden. Direct na de tweede wereldoorlog begon men zich in joodse en christelijke theologische kringen bezig te houden met de brandende vraag waar God was toen miljoenen joden, zigeuners en homosexuelen in de concentratiekampen werden vermoord. En deze wanhopige vraag is niet verstomd, want sinds 1945 zijn er nog vele miljoenen mensen het slachtoffer geworden van allerlei gruwelijke oorlogen en etnische uitroeiïngscampagnes. Dat velen in die omstandigheid hun geloof in een liefdevolle God verloren hebben is zeer begrijpelijk, maar toch moet ik weer denken aan een Edith Stein die zich bewust bleef van de liefdevolle aanwezigheid van de Heilige, zelfs tot in Auschwitz toe.
De Boeddha had ervaren dat het leven lijden is, een ervaring die wij allen met hem kunnen delen. Maar vele andere mystici hebben ervaren hoe het leven een uitdrukking van het Ware, Goede en Schone is, en/of van de liefde van het Heilige. Ook dat is een ervaring die door velen wordt gedeeld en dan niet enkel wanneer zij zich in gunstige omstandigheden bevinden, zoals uit het leven van Edith Stein blijkt.
Hoe kunnen we aan beide soorten ervaringen recht doen?
De leer van de Boeddha is op twee verschillende ervaringen gebaseerd. Zijn eerste ervaring en inzicht is dat alles wat bestaat vergankelijk is. Deze ervaring komen we over de gehele wereld bij vele mystici tegen. Bovendien behoeven we geen mysticus te zijn om tot dezelfde conclusie te komen.
Ons eigen leven toont de waarheid van deze stelling onomstotelijk aan. Het onderscheid tussen onze dagelijkse ervaring van de vergankelijkheid en de mystieke ervaring is dat de laatste radicaler is dan de eerste: In onze dagelijkse ervaring zien we hoe in de loop van de tijd alles wat bestaat uiteindelijk veroudert om tenslotte ten onder te gaan. In de mystieke ervaring die ik bedoel, wordt ervaren hoe op elk moment alles wat er bestaat, ontstaat en direct weer vergaat. Deze pulserende beweging van het bestaan vindt niet in de tijd plaats, maar is eerder te beschouwen als de oorsprong van de tijd. In een theïstische traditie zouden we kunnen zeggen dat de Heilige van moment tot moment alles schept, omdat ook van moment tot moment alles weer terugkeert in het Niets, in het niet-bestaan, in de chaos. De schepping is niet een gebeurtenis die in het verleden heeft plaatsgevonden, maar vindt op elk moment plaats. Van moment tot moment ontvangen we ons bestaan uit de hand van de Heilige - het bestaan of het zijn is een gift. In een niettheïstische traditie kunnen we deze zelfde ervaring bijvoorbeeld duiden als een soort noodzakelijk emanatieproces. Van moment tot moment komt uit het Ene de menigvuldigheid van het bestaan voort en van moment tot moment verdwijnt die menigvuldigheid weer in de oorspronkelijke chaos van de onbepaalde Twee.
Hoe dit ook zij, deze ervaring van de vergankelijkheid van al het bestaande behoeft niet noodzakelijkerwijze te leiden tot een pessimistische levensvisie. Deze polsklop van het bestaan kan immers ook begrepen worden als een voortdurend vernieuwingsproces, een voortdurende herschepping van het universum. Als we bovendien met open zintuigen deze wereld leren ervaren, kunnen we alleen maar onder de indruk komen van de schoonheid, waarheid en goedheid van deze schepping. Kortom, de ervaring van de vergankelijkheid van al het bestaande leidt niet noodzakelijkerwijze tot een ervaring van het lijden. Het lijden ontstaat pas, aldus de Boeddha, door onze houding ten aanzien van deze vergankelijkheid. Wij proberen alles vast te houden, wij trachten de onophoudelijke veranderingen te stollen tot onvergankelijke dingen die we kunnen bezitten. Die vergeefse pogingen om het leven als het ware stop te zetten, is de wortel van het lijden en van vele vormen van het kwaad in deze wereld. Daarin heeft de Boeddha ongetwijfeld gelijk.
Lees verder