Interview met Daniël van Egmond door Monic Slingerland [Trouw 11/4 2012]
De Maand van de Filosofie staat dit jaar in het teken van de ziel. Godsdienst-filosoof Daniël van Egmond weet dat de ziel niet uit substantie bestaat, maar probeert die toch in kaart te brengen.
De ziel is eerder een veld dan een pit, schreef filosoof Daniël van Egmond in zijn proefschrift over leven na de dood, 'Body, subject and self'. Dat was in 1993.
Van Egmond probeerde toen de ziel zo te omschrijven dat hij kon aantonen dat die ziel bleef voortbestaan na de dood. Onder bepaalde voorwaarden, tenminste. Van heel jonge kinderen vervaagt de ziel snel, schreef hij. Maar de ziel van oudere personen, en dan vooral als die hun religiositeit ontwikkeld hebben, kan lang blijven bestaan, ook als het lichaam al vergaan is.
Nu, bijna twintig jaar later, zou hij niet meer het woord 'veld' gebruiken, om de ziel te omschrijven. Dat woord is gekaapt door nieuwe-spiritualiteit-auteurs als Lynne McTaggart, die over quantum schrijven. "Het woord is in dit verband vervuild", stelt Van Egmond (64) vast. In zijn werkkamer in Bilthoven zit hij in de schemer tussen boeken, prenten en schilderijen.
Van Egmond studeerde elektrotechniek, kwam zo bij de wiskunde terecht en daarna bij de filosofie. Hij promoveerde als godsdienstfilosoof. Hij geeft lezingen over mystiek en religie en leidde meditatiecursussen.
De ziel en de verhouding tussen lichaam, ziel en geest zijn hem blijven bezighouden. Met een filosofische benadering die van substanties uitgaat, is de ziel niet te vinden, zegt Van Egmond. "De substantiële filosofie gaat, heel simpel gezegd, uit van dingen die eigenschappen hebben en meetbare kwaliteiten. Dat betekent dat je gaat objectiveren. De vraag is of dat wel kan, bij de ziel."
Het blijft wonderlijk dat een zo moeilijk grijpbaar iets als de ziel, al zo lang stevig aanwezig is in taal en cultuur. De ziel bestaat, zonder twijfel. Al was het maar omdat er een woord voor is. Meer dan een woord zelfs. Daniël van Egmond buigt enthousiast voorover: "Het joodse denken onderscheidt verschillende fasen van de ziel en spreekt van nefesj, roeach, en nesjama. Je kunt in andere tradities soms zelfs zeven stadia onderscheiden."
Van Egmond werkt zelf vanuit de christelijke traditie, maar verdiepte zich ook in andere religies. "Het jodendom ziet de ziel als de adem die God ons inblaast waardoor wij tot leven komen. De Egyptenaren noemden de ziel 'het masker van de Ene'. Meister Eckhart, de christelijke mysticus, noemt de ziel 'het oog waarmee de mens God ziet'. Je ziet in alle religies dezelfde manier om de ziel te benoemen: als de relatie met het heilige. Hét heilige, inderdaad. Niet meteen dé heilige. Dat komt pas als wij ons als persoon ontwikkeld hebben en we een steeds persoonlijker relatie met God krijgen."
God is dan dus de oorsprong van de ziel. Heeft God ook een ziel? Van Egmond is even stil. "We lezen in het scheppingsverhaal in de Bijbel: de Geest van God zweefde over de wateren. We lezen niet: de ziel van God zweefde over de wateren. Eckhart zegt: 'Het oog waarmee God de mens ziet, is hetzelfde oog als waarmee de mens God ziet'."
Met een zoektocht naar substantie komt een filosoof de ziel niet op het spoor. Met een filosofische benadering die uitgaat van processen, of een benadering die uitgaat van relaties, lukt het eerder, meent hij.
Van Egmond: "Je zou de relatie met het heilige de intiemste relatie kunnen noemen die er bestaat. Maar het probleem van een relatie is dat die niet te meten is. Neem ons gesprek nu. We hebben kennelijk een zekere relatie, want we zijn in gesprek met elkaar. De relatie was er eerder dan het gesprek, deze ontmoeting komt uit de relatie voort, niet andersom. Maar hoe meet je onze relatie? Een relatie is altijd dynamisch, een proces. Hoe meet je de ziel? Een onzinnig project, dat laat zien dat het substantiële denken hierbij een onjuist uitgangspunt is."
Dat de ziel de adem van God genoemd wordt, laat zien dat mensen altijd de drang hebben gehad de ziel te vangen, of in elk geval te kunnen waarnemen. Van Egmond: "De ademhaling zou je het meest uitwendige deel van de ziel kunnen noemen. Bij het sterven blazen mensen de laatste adem uit, vandaar dat het voor de hand ligt om de ziel met de adem te verbinden."
Wat tijdens het sterven het lichaam verlaat, is niet de ziel, zegt Van Egmond, maar is het 'voertuig van de ziel'. Iets wat hij het 'subtiele lichaam' noemt, of het 'fijnstoffelijke lichaam'. Dat was wat in het bijbelse verhaal de Emmaüsgangers zagen bij de ontmoeting met Jezus na diens opstanding. Ze zagen de gestalte van Jezus, hoorden hem spreken, zagen hem brood breken, maar wisten ook dat dit niet hetzelfde lichaam was als voor zijn dood.
Van Egmond: "Over dat subtiele lichaam heeft de Leidse bijzonder hoogleraar in de metafysica J.J. Poortman begin jaren vijftig dikke boeken geschreven. Hij gaat uit van een ander model dan de substantiële filosofie, en denkt in dimensies. Het lichaam kan in verschillende dimensies bestaan. Naast het fysieke lichaam bestaat er ook een fijnstoffelijk lichaam. Dat is het voertuig van de ziel. Dat is ook wat je ziet als je na iemands dood die persoon toch even ontmoet. Een ervaring die meer mensen hebben. Wij denken bij het woord 'lichaam' aan ons fysieke lichaam. Ik denk dat vroegere schrijvers als zij het woord 'soma' gebruikten, eerder aan het begrip persoonlijkheid dachten. Dat geldt ook voor Augustinus, bijvoorbeeld."
Voor Van Egmond is de ziel 'een voorwaarde om ons een persoon te laten zijn'. "Ons lichaam is individueel, aan een lichaam herken je een persoon. De ziel die ons lichaam binnenkomt bij de geboorte is nog universeel en niet getekend door onze ervaringen en persoonlijkheid."
De ziel die ons verlaat bij ons sterven is niet meer dezelfde als die ons werd ingeblazen bij onze geboorte, zegt Van Egmond. Al heeft hij die natuurlijk niet kunnen meten, want de ziel blijft ongrijpbaar.
Zijn theorie: "Een kind moet een individu worden en dat betekent dat de ziel vanaf de geboorte bijna verdwijnt uit het bewustzijn, naar de achtergrond gaat. De ervaring in het leven laat sporen op de ziel na. Zo krijgt de ziel steeds meer jouw kleur, komt de ziel tevoorschijn en wordt opnieuw geboren. Zo wordt ook jouw relatie met het heilige uniek, en kun je gaan spreken van dé heilige.
"De relatie met God ontwikkelt zich dan tot een persoonlijke relatie. In oude tradities is die fase gemarkeerd door een initiatierite, na de puberteit bijvoorbeeld. Wij zijn de plaats waar de ziel geboren wordt, waar de ziel een eigen kleur krijgt. De ziel was er eerder dan wij. Die visie kom je tegen bij Emanuel Swedenborg (Zweedse achttiende-eeuwse wetenschapper en filosoof - red.), die mij sterk inspireert. Een man die door anderen ook wel een zwamneus wordt genoemd, hoor. Je leest het ook bij Meister Eckhart."
Een ziel die met sporen bekrast is, zit vast aan een voertuig. Een ziel zonder sporen niet, zegt Van Egmond. "De ziel van een jonge baby is nog zo universeel dat die niet een afdruk kan geven."
We blijven even praktisch. Stel dat dit zo is, dan blijft alleen de ziel van een ouder iemand, die genoeg sporen en krassen heeft, na de dood bestaan. De ongerepte ziel van een kind dat heel jong sterft, niet. Van Egmond knikt. "Die ziel verdwijnt."
Bron: Trouw