Albert de Booij spreekt met prof. dr. Peter Sloterdijk
Het hotel waar we Peter Sloterdijk ophalen, ademt de art-decosfeer van het begin van de vorige eeuw en doet
onwillekeurig denken aan de schilder Gustav Klimt, en daarmee aan de Witgensteinfamilie, de componist Gustav
Mahler, de dichter Rainer Maria Rilke en de Britse fi losoof Bertrand Russell. Een bonte mengeling personages die
opdoemt uit een ver verleden. Witgenstein, die wel bekend staat als de belangrijkste fi losoof van de 20ste eeuw,
werd eens als gast door Russell opgehaald van het station in Londen. Toen de trein het station binnenreed zei
Russell: “God is gearriveerd!” Dit zegt iets over de achting die de Brit had voor de aforistische fi losoof uit Wenen.
Een dergelijke statuur begint ook Peter Sloterdijk te krijgen. In Amerika heeft hij al de populariteit van een
superstar. De Fransen noemen hem de ‘nieuwe Nietzsche’. Sloterdijk is, kortom, wereldberoemd.
De Filosoof heeft weinig tijd en kan slechts
een kort gesprek toestaan van maximaal een
uur, dat bovendien moet plaatsvinden in de
auto die ons van het hotel naar luchthaven
Schiphol brengt!
De enigszins deprimerende sfeer van het
hotel, de locatie van het gesprek (de achterbank) en zijn vooruitgesnelde roem (en beruchtheid) voorspellen weinig goeds. Maar
hoe anders pakt dit uit! Op de achterbank
van de auto ontpopt zich een buitengemeen
geanimeerd en plezierig gesprek. Hoewel
Sloterdijk moe is van de afgelopen dagen,
schitteren zijn pretogen en vertelt hij over
zijn werken en zijn (positieve) visie op de
toekomst. Hier is een jonge, enthousiaste
vent aan het woord.
‘Kritiek van de cynische rede’
Sloterdijk, zoon van een Duitse moeder en
een Nederlandse vader studeerde filosofie,
germanistiek en geschiedenis en verwierf
roem toen hij in 1983 zijn boek ‘Kritiek van
de cynische rede’ publiceerde (het best verkochte Duitstalige filosofisch werk van na de
oorlog), een pleidooi voor de herwaardering
van de oorspronkelijke bedoelingen van de
Verlichting. In dit boek maakt hij de filosofische balans op en accepteert hij dat onze
westerse maatschappij vooral gebaseerd
is op nihilisme. Zelf stelt hij een andere benadering voor. Zijn motto is: ‘kies voor het
vrolijk leven van je eigen leven’.
De houding die mensen van nu tegenover
nihilisme aannemen is cynisme, dat hij ziet
als uitvloeisel van de Verlichting. Dit cynisme stelt hij tegenover kynisme* dat hij
prefereert als een meer adequate reactie
op nihilisme. Sloterdijk houdt zich niet bezig met de grot metafysische, ontologische
en cognitieve problemen. Over deze ‘Grote
Thema’s’ zegt hij in ‘Kritiek van de cynische
rede’ dat zij niets anders zijn en waren dan
ontwijkingen en halve waarheden. ‘Deze
futiele hoge vluchten - God, het Universum,
Theorie, Praxis, Subject, Object, Lichaam en
Geest, Betekenis. Het Niets - dit alles is niets.
Het zijn slechts namen voor jonge mensen,
voor buitenstaanders, geestelijken en sociologen’. Niet voor niets is de lievelingsfilosoof
van Sloterdijk dan ook Friedrich Nietzsche,
die met ‘God is dood’ tegelijk de surrogaattranscedenties voor dood verklaart.
Een andere belangrijke inspiratiebron is
Martin Heidegger. De kynische rede heeft
als inzicht de volstrekte doelloosheid van ons
bestaan, gesymboliseerd door Heideggers
‘Sein zum Tode’ (alles staat in het teken van
een dood die wenkt). Het gaat Sloterdijk
erom goede doeleinden na te streven met
goede middelen en niet zoals in het cynisme
goede doelen nastreven met slechte middelen (interessant om te zien dat dit ook het
motto is van de Nederlandse wetenschapsfilosoof Rein Gerritsen, elders in dit magazine).
Over het kynisme schrijft Sloterdijk:’De kern van het kynisme is een kritische, ironische
filosofie van de zogenaamde behoeften, het
zichtbaar maken van de fundamentele mateloosheid en absurditeit van die behoeften’.
R. Devos beschrijft de cynicus in zijn artikel
over Sloterdijk in het Kritisch Denkerslexicon
als volgt: ‘De cynicus spreekt over zichzelf in
de vorm van een betekenis. Maar wanneer
hij zegt ‘zo ben ik’ bedoelt hij ‘zo is hét’.
Zijn schaamteloosheid berust op het besef
dat zijn kwaad deel uitmaakt van het algemene kwaad. Het cynisme is een universele
sfeer geworden, het is de geest van de tijd.
Sloterdijk laat zien hoe het de hele samenleving beheerst: het leger, de politiek, de
seksualiteit, de geneeskunde, de religie en
de wetenschap. Deze vormen de zes ‘kardinale cynismen’. Voeg er nog de secundaire
cynismen aan toe: de betekenis, de grap en
de misdaad, het cynisme van de informatiesector en het geldcynisme, en met Oscar
Wilde kan hij samenvatten: ‘Ik ben volstrekt
niet cynisch, ik heb alleen ervaring, en dat
komt ongeveer op hetzelfde neer.’
Het cynisme zit ons in merg en been, in elke
vezel, cel, gelaatsexpressie. De fenomenologie van de cynische rede is daarom ook een
‘psychosomatiek van de tijdgeest’.
Anti-held
Voor Sloterdijk is Diogenes de anti-held.
Deze bezat niets en weigerde zijn vrijheid
van denken in te ruilen voor comfort. Zoals
bekend woonde hij in een ton, maar op de
vraag waar hij thuishoorde antwoordde hij:
‘ik ben een wereldburger’. De kynicus als
kosmopoliet. Diogenes ging overdag eens
op zoek met een lantaarn…. .naar een mens.
Diogenes verachtte zijn vervreemde medeburgers en vond dat de misvormde mensen
zich schamen voor de verkeerde dingen. Zo
schamen zij zich voor hun animale kanten,
maar daarentegen niet voor hun leugens,
onrechtvaardigheden en rücksichtslose
winstbejag. Hoe actueel! De fascinatie van
Diogenes ten aanzien van het kynische is
gebaseerd op het feit dat hij de wereld niet
ervaart als absurd,tragisch of betekenisloos,
maar beziet met een positieve opgewektheid. Kynisme is, volgens Sloterdijk, een fi losofi sche houding gebaseerd op een normaal,
doodgewoon leven. Cynisme daarentegen
bestempelt hij als de morele ziekte van de
20ste eeuw. Een bevriend politicus wees
hem er ooit eens op dat er een soort mens
is die nog onverdraaglijker is dan de cynicus;
de domoor. Na jaren moet Sloterdijk het hier
mee eens zijn.
Sloterdijk wil ‘dat de mens zijn mogelijkheden ontplooit en rijker wordt, materieel en
geestelijk. In het moderne welvaartssysteem
is écht gebrek grotendeels geëlimineerd.
Verrijking bestaat uit een toename van mogelijkheden en variatie. Dit als gevolg van
de ontplooiing. Bij sommigen leidt dit echter tot een gebrek aan het gebrek. Als de
armoede de mensen naar het hoofd stijgt,
dan ontstaan ideologieën en ressentiment,
waarin rijkdom verdacht is.’ We hebben behoefte aan optimisme in plaats van de zorg
om te overleven. Er is al genoeg berichtgeving over catastrofes. Bij Sloterdijk is geen
plaats voor absolute waarheid en evenmin
bestaat voor hem zoiets als algemeen
geldende ethische principes. Sluitende
antwoorden op vragen waar ieder mens
mee zit, zoals ‘Hoe moet ik leven?’ of ‘Door
welke waarden en principes moet ik me
laten leiden?’ geeft hij niet.
Lees verder
En zie Peter Sloterdijk