Dit is de Plaats
Over Zen, Mindfulness en Mededogen
Edel Maex
Uit Boeddhistisch Dagblad:
Onlangs verscheen van de hand van Edel Maex het boek ‘Dit is de plaats,
over zen, mindfulness en mededogen’. Zenleraar Ton Lathouwers schreef
het voorwoord.
Met het schrijven van dit boek, waarin de Avatamsaka Sutra centraal
staat, heeft Edel Maex een helder licht laten schijnen op een richting
van het boeddhisme die in het Westen tot nu toe weinig bekendheid had, maar die in het Oosten – zeker qua omvang – zeer indrukwekkend is.
Deze
richting is hiermee een stuk dichterbij gekomen en dit feit alleen al is
van groot belang.
Het gaat hierbij om het Chinese boeddhisme, ook het Chinese
chanboeddhisme, waartoe ik zelf behoor, dat in het Westen het minst
bekend is van alle boeddhistische stromingen. Wij kennen de Japanse zen,
de Tibetaanse zen, de Theravada, de nieuwe, eigentijdse westerse zen,
maar de richting uit het land met de grootste verspreiding van het
mahayanaboeddhisme bleef, vreemd genoeg, buiten ons blikveld. Dit
Chinese chanboeddhisme is niet beter dan de andere richtingen, maar
anders. Het is zeker een stem die gehoord moet worden. En de tekst die
als basis diende voor dit boek staat, zoals ik hoop aan te tonen,
helemaal in het centrum van deze traditie.
In Japan wordt het Chinese zenboeddhisme weleens, enigszins
denigrerend, het Hua Yen-boeddhisme genoemd, vanwege de centrale plaats
die deze tekst daar inneemt. Hua Yen is de Chinese naam voor Avatamsaka.
In feite betekent deze naam ‘bloemenkrans’, een vrije vertaling van wat
in het boeddhisme bedoeld is met pratitya samudtpada, de
‘interdependent co-origination’, de levende onderlinge samenhang van
alles en iedereen als uitdrukking van compassie, bewogenheid, inzet,
grenzeloze hoop en absoluut vertrouwen in de verlossing van alles en
iedereen.
Om enig idee te krijgen van de omvang van het boeddhisme in China
zoals het leefde tot de communistische machtsovername in 1949, kunnen we
terecht bij het standaardwerk over het Chinese boeddhisme van Holmes
Welch. Daarin staat dat er in 1949 in China een half miljoen kloosters
met méér dan 2500 monniken of monialen waren. Daarnaast bestonden er nog
talrijke bloeiende lekenbewegingen en nieuwe richtingen, de zogenaamde
Buddhist Revival. Misschien kunnen deze getallen ons iets suggereren
over de enorme omvang van wat er in China leefde aan boeddhisme. Vanaf
1950 tot halverwege de jaren negentig van de vorige eeuw werden de
meeste kloosters gesloten en werd er door het communistische bewind
alles aan gedaan om het boeddhisme terug te dringen. Een openlijke
herleving kon pas de laatste vijftien jaar op gang komen en die
herleving lijkt veelbelovend.
Terug naar het feit dat dit bij ons nog de minst bekende stroming van
het boeddhisme is. Ooit was dit toch anders. In het begin van de vorige
eeuw heeft Karl Ludwig Reichelt er bijvoorbeeld uitvoerig over
geschreven. Reichelt was een christelijk theoloog die zijn halve leven
in China werkte. Hij bestudeerde het Chinese boeddhisme grondig en had
er grote bewondering voor. Op de titelpagina gaf hij zelfs in twee talen
een motto mee dat voor hem het meest verband houdt met dit Chinese
boeddhisme: Pú Chi Chung Shêng: de verlossing van al wat leeft…
Reichelt zegt hierover verder:
‘Op talloze manieren wordt duidelijk hoe alle wegen van het Chinese mahayanaboeddhisme uitkomen bij die ene grote opvatting over een universele verlossing, die wordt voorvoeld, die wordt verhoopt, die het grote antwoord zal geven op alle verlangen en verwachting. (…) Als de beroemde woorden van Justinus de Martelaar over Christus als de Logos Spermatikos (de Logos die als kiemzaad achter alle religieuze verlossingswegen ligt) ergens van toepassing zijn, dan is het ongetwijfeld hier, in het Chinese boeddhisme. En als dat zo is, dan staan wij hier op heilige grond. Dan zal dit Chinese boeddhisme op een eigen, bijzondere wijze zijn plaats vinden in de universele Logostempel, waar namen en symbolen verdwenen zijn en de enige, diepste werkelijkheid heerst.’
Lees verder