Nietzsche, de Europese Boeddha

Nietzsches filosofie heeft enorm veel raakvlakken met het boeddhisme. Als hij het Chinese boeddhisme had gekend, was hij misschien wel boeddhist geweest.

Dit zegt André van der Braak, hoogleraar boeddhistische filosofie aan de VU, in de film 'Het Verre Oosten in het Westen', een dialoog. Wie had er ooit gedacht dat de filosoof met de hamer ‘zen’ te noemen zou zijn?

In deze film volgen we André van der Braak in de weken voorafgaande aan zijn inaugurele rede, waarin hij reist naar verschillende plaatsen die met het boeddhisme en met Nietzsche te maken hebben. Zo is hij in het huis in Zwitserland dat van 1881– 1888 door Nietzsche werd bewoond. Van der Braak is daar “in de beroemde kamer waar al die werken zijn ontstaan”. In die kamer heeft Nietzsche volgens Van der Braak “de westerse filosofie ontmaskerd”.

We volgen Van der Braak ook op een wandelpad dat Nietzsche heel vaak gelopen moet hebben. Van der Braak: “Nietzsche wilde in de bergen niet tot rust komen. Het was geen terugtrekken uit het leven, maar juist een noodzakelijke voorwaarde om het leven des te voller te kunnen omarmen.” Dit omarmen van het leven, dat Nietzsche amor fati noemt (letterlijk: liefde voor het lot) heeft volgens Van der Braak veel overeenkomsten met het zenboeddhisme. Nietzsche vindt dat wij ons op een bepaalde wijze moeten verhouden tot het lot. De mens kan het lot beklagen of hij kan er onverschillig in berusten. Nietzsche daarentegen wil dat de mens het lot affirmeert. Hij drukt affirmatie van het lot uit met het begrip Lebensbejahung (een begrip dat overigens tegenwoordig door de Duitse filosoof Peter Sloterdijk opnieuw geïntroduceerd wordt). Voor Nietzsche is de ideale mens iemand die ‘ja’ tegen alles zegt. Amor fati, het ja-zeggen ook tegen de eeuwigheid en noodzakelijkheid, is voor Nietzsche een vorm van 'Bejahung'. Nietzsches gedachte-experiment van de ‘eeuwige wederkeer’ is in deze context nuttig: stel dat op een dag een demon naar je toe zou komen, en de demon zou je vertellen dat je leven al eeuwig is herhaald en zich tot in de eeuwigheid zal herhalen, hoe zou je dan reageren? Het is een krachtige test om te zien of we ons (betekenisloze, immers eeuwig herhalende) leven inclusief al onze fouten, vergissingen en pijn affirmeren. Op het eerste gezicht heeft Nietzsches amor-faticoncept geen raakvlakken met het boeddhisme. Toch ziet Van der Braak een belangrijke overeenkomst. In het zenboeddhisme leer je namelijk ook om helemaal in het hier en nu te leven, zonder vooroordelen en met een volsterkte openheid voor alles en iedereen. Op die manier voldoet de boeddhist aan Nietzsches 'Lebensbejahung'. Net als de Filosoof met de Hamer accepteert de volgeling van het zenpad alles wat hij meemaakt, inclusief de duistere en pijnlijke kanten van het bestaan.


Bovendien verwijst de Duitse filosoof zelf ook naar het boeddhisme. In zijn Nagelaten werken zegt Nietzsche: “Ik zou de Boeddha van Europa kunnen zijn, maar dan het tegendeel van de Indiase Boeddha.” Volgens Van der Braak zou hij het tegendeel zijn omdat hij het leven wil omarmen in plaats van ontkennen. Ook zou de Europese Boeddha geen verlossing van het leven voorstaan, maar de volheid en rijkheid van het leven juist hartstochtelijk bevestigen. Juist hierin komt Nietzsche volgens Van der Braak, zonder het te beseffen, dicht bij de opvattingen van het Mahayana-boeddhisme. Van der Braak: “Zogeheten antireligieuze schrijvers en denkers als Dostojevski en Nietzsche hebben verrassend genoeg veel gemeen met de Linji stroming van het Chinese zenboeddhisme of chan. Volgelingen van deze traditie zeiden ‘Kom je Boeddha tegen, dood hem’. Zo spreken Nietzsche en Dostojevski opvallende genoeg ook over de dood van God.” Volgens Van der Braak is dit niet een uiting van atheïsme, maar was de uitspraak dat God dood was bedoeld om de westerse religieuze traditie nieuw leven in te blazen.

Nietzsche was één van de weinige 19e-eeuwse filosofen die goed bekend was met het boeddhisme. In zijn boek De Antichrist, waarin hij een vernietigende banvloek uitspreekt over het christendom, is Nietzsche opvallend positief over het boeddhisme: “Het boeddhisme is honderd keer realistischer dan het christendom.” Nietzsche beschouwt de Boeddha als een arts, die het lijden van de mens diagnosticeert, en daar een therapie voor heeft ontwikkeld die nog werkt ook. Nietzsche leerde het boeddhisme ook kennen via Wagner en Schopenhauer, die het echter als een pessimistische levensontkennende filosofie zagen. Nietzsche was van mening dat het boeddhisme een levensvijandig nihilisme inhield, dat het leven beschouwt als een ziekte waarvan we genezen moeten worden. Daarom concludeert hij dat het boeddhisme niet het antwoord is voor de westerse cultuur.

Nietzsche besefte dat er geen ultieme waarheden waren, God dood was en dat het ‘ik’ een fictie was. Alle grond van het bestaan valt dan weg en daarmee komen we in de fase van het nihilisme. Daar moet de mens volgens Nietzsche doorheen, want juist na de diepste desillusie is er kans dat we 'amor fati' ervaren. En dit ja-zeggen tegen het leven, misschien is dát dan de Europese zen-ervaring.

Door: Marit Pepplinkhuizen / Bron

Zie film: Waar zen omgaat