~Llewellyn Vaughan-Lee
Soefisme is de oeroude wijsheid van het hart. Zij is niet
begrensd door tijd of plaats of vorm. Zo is het altijd geweest en
zo zal het altijd zijn. Er zullen altijd minnaars van God zijn. En
de Kamal Posh herkenden dat Mohammed de mysteriën van
het hart kende. Zij bleven bij de Profeet en werden opgenomen
in de Islam. Volgens dit verhaal werd de Kamal Posh het
mystieke deel van de Islam. En later werden deze zoekers
bekend als Soefi’s, misschien met het oog op de witte wollen
deken, sûf, die zij droegen, of als teken van de puurheid van
hun hart, safâ, want zij stonden ook bekend als de zuiveren van
hart.
Deze minnaars van God volgden de Islam, en keken naar de
lessen uit de Koran, maar vanuit een mystiek standpunt. In de
Koran staat bijvoorbeeld een gezegde dat God, Allâh, dichterbij
ons is dan onze halsader (Soera 50:16). Voor de Soefi’s spreekt
dit gezegde over de mystieke ervaring van Gods nabijheid. De
Soefi verhoudt zich niet tot God als een rechter, niet als een
vaderfiguur, noch als een schepper, maar als onze eigen
Geliefde, die zo dichtbij, zo nabij, zo zacht is. In de staten van
nabijheid ervaart de minnaar een intimiteit met de Geliefde die
de zachtheid en extase van liefde draagt.
We verlangen allemaal bemind te worden, we verlangen
allemaal gevoed te worden, vastgehouden te worden en we
zoeken er naar bij een ander. We zoeken een man of een vrouw
die ons kan vervullen. Maar de mysticus kent de diepere
waarheid, dat geen enkele persoon onze echte behoefte kan
beantwoorden. Het kan zijn dat een uiterlijke minnaar even
verschijnt om ons liefde en steun te geven wanneer we er naar
hunkeren, maar een externe minnaar heeft altijd zijn beperking.
Alleen binnen in het hart kunnen onze wensen, onze meest
gepassioneerde behoeften vervuld worden, totaal en compleet.
In momenten van mystieke intimiteit met God wordt ons alles
wat we maar willen gegeven, en meer dan we voor mogelijk
houden. Hij is dichterbij ons dan wij zelf bij onszelf, en Hij
heeft ons lief met een totaalheid die alleen God toebehoort.
Een andere passage uit de Koran die een mystieke betekenis
draagt is het “vers van licht” uit soera 24, die de zin bevat,
“licht op licht, Allâh leidt naar Zijn licht wie Hij wil.” De
Soefi’s hebben de woorden “licht op licht” geïnterpreteerd als
een beschrijving van het mysterie van hoe Zijn licht verborgen
in ons eigen hart oprijst naar God, ons het verlangen en het
licht geeft dat we nodig hebben voor de reis. Hij maakt de lamp
van Goddelijk licht binnen in het hart wakker van hen die in de
eenheid van God geloven. Voor de Soefi is dit een levende
werkelijkheid die gevoeld wordt als liefde, tederheid, en ook
als gids die nodig is om ons op de weg te helpen. Zijn licht
brengt ons naar Hem, van de pijn van scheiding naar de
omarming van eenheid.
Niet alleen de Koran maar ook de hadîth, een gezegde
toegeschreven aan de Profeet, draagt vaak een innerlijke
betekenis voor de Soefi. Eén van de bekendste is “Hij die
zichzelf kent, kent zijn Heer.” Deze hadîth wijst naar het hele
mysterie van zelfkennis, van naar binnen gaan, je ware aard
ontdekken, niet wie je denkt die je bent, maar wie je werkelijk
bent. Soefisme is een pad van liefde en ook een reis naar
zelfkennis, een pad dat het licht van bewustzijn in de kern van
je wezen brengt. De spirituele reis gaat altijd naar binnen, een
geleidelijk proces van zelfontdekking, wanneer je het echte
wonder van mens zijn beseft. De zoeker maakt de meest
moeilijke en moedige reis, keert zich af van de uiterlijke
wereld van illusie, en keert terug naar God, niet als een idee,
maar als een levende werkelijkheid, die in het hart zit. Dit is de
reis van zelfonthulling, een pijnlijk proces van het achterlaten
van onze illusoire natuur, het ego, en de arena van ons ware
Zelf binnengaan. En zoals een andere hadîth expliciet beweert:
op deze reis moet je “sterven voor je sterft”. Voordat je de
meest innerlijke staat van de eenheid met God kunt ervaren,
moet het ego geofferd worden; je moet verbranden, verteren
door het vuur van de goddelijke liefde.