Liefde is een vuur [7]

~Llewellyn Vaughan-Lee 

Centraal in de liefde is de eigenschap van eenheid. Liefde behoort tot de eenheid en trekt ons naar de eenheid toe. We ervaren dit in een menselijke liefdesaffaire. Wanneer onze liefde voor een ander ons nader tot die persoon trekt, willen we steeds dichterbij komen, tot we in het moment van seksuele vereniging meegevoerd worden uit ons zelf, de gelukzaligheid van de extase in. Liefde voor God maakt de herinnering aan eenheid wakker, die in het hart gegrift is, en het pad brengt ons deze arena binnen.

Bâyezîd Bistâmî was één van die in God ondergedompelde mystici die deze essentiële eenheid realiseerde, de vereniging van God en mens. Dronken van de liefdeswijn, riep hij uit, “Onder mijn kleren is niets anders dan God.” In de uiterlijke wereld zijn we zo gevangen in dualiteit, in de afscheiding van God, dat we zelfs niet weten hoe we hunkeren naar eenheid. We hebben vergeten dat we God toebehoren en dat Hij onze essentiële aard is, de kern van ons wezen. Maar er zijn er in wie deze herinnering wakker gemaakt is, en, zoals de mot naar de kaars getrokken wordt, worden zij in het vuur van de liefde getrokken, het vuur dat hun eigen afgescheiden zelf wegbrandt, totdat alles wat er over blijft liefde is.

De Soefi’s staan bekend als de mensen van het geheim, omdat zij dit geheim van de liefde met zich dragen, de eenheid van minnaar en Geliefde. Geestelijk gezien is de prijs om de eenheid te realiseren altijd het zelf, ofschoon sommige Soefi’s een meer fysieke prijs moesten betalen.

Al-Hâllaj werd een martelaar door uit te roepen anâ’l-haqq (“Ik ben de Absolute Waarheid”). Toen hij werd geëxecuteerd, zei één van zijn Soefimetgezellen, Shibli, “God verleende je toegang tot één van zijn geheimen, maar omdat jij het bekend maakte, veroordeelde Hij je tot de dood”. Door Al-Hâllaj werd het mysterie van de liefde bekend op het marktplein en in de moskee. Als martelaar van de liefde was hij bereid de hele prijs te betalen, maar hij wist ook dat de fysieke wereld slechts een sluier van afscheiding was. Net voor zijn dood riep hij uit, “Mijn God, hier ben ik nu in de woonplaats van mijn verlangen.”