Om een fenomenoloog te zijn en werkelijk te ontdekken hoe de levende ervaring zich kan tonen, is veel beoefening noodzakelijk. Onze natuurlijke houding is gericht op het nadenken over de werkelijkheid door er concepten en begrippen op te plakken. Dat is een functionele manier van denken. Als ik bijvoorbeeld de straat oversteek, ‘weet’ ik dat er een auto aankomt en ‘weet’ ik dat ik zal moeten wachten voor het rode stoplicht, alvorens over te steken. Zo hebben we over vele dingen, processen en mensen, functionele kennis die betekenis geeft. Maar als we onze ervaring goed observeren zien we dat er een enorme zuigkracht uitgaat van al die concepten en begrippen. We hebben de neiging om te veel na te denken over wat we meemaken en daardoor ervaren niet meer echt wat we werkelijk zien. In de meeste gevallen zien we de werkelijkheid niet zoals die is, maar ervaren we de werkelijkheid via het denken. Het gevaar is dat we dan in een schijnwereld leven zonder dat we meer contact maken met het leven zelf. Op deze wijze objectiveren we de werkelijkheid met behulp van ons referentiekader, in plaats van dat we direct in contact staan met de levende ervaring.
In de fenomenologie is het de bedoeling deze dominantie van denken te doorbreken. De methode is er op gericht om onze eigen ideeën steeds tussen haakjes zetten en niet meteen alles in ons eigen referentiekader in te passen. Kortom, we proberen bekende paradigma’s en veronderstellingen opzij te zetten en zo puur mogelijk te observeren en deel te nemen aan wat we ervaren.
Bij fenomenologische waarnemingsoefeningen leren we onderscheid te maken tussen "aandacht bij de ervaring" en "denken over de ervaring". We kunnen hierbij de geconditioneerdheid van ons denken losweken, zodat er binnen de ervaring verschillende perspectieven en onthullingen naar voren treden. Hierdoor ontstaat in de waarneming ruimte en kunnen we oefenen om zuiver aandachtig te zijn.
~Kees Voorhoeve
Uit: Fenomenologie en Spiritualiteit