De basis van de zenpraktijk is zitmeditatie, shikantaza. Dit wordt in zen gedaan in geloof en vertrouwen. Geloof en vertrouwen: niet in iets of in een persoon, maar enkel en alleen in de zin van „geborgen te zijn in het Mysterie en gegrond in dit Mysterie‟. Het betekent natuurlijk ook een zeker vertrouwen in de zenweg zelf, in de leraar en vooral in de eigen hart-geest.
In dit mysterie en in deze openheid kan men komen tot realisatie van een onvoorwaardelijke zelf-aanvaarding en eenheid met alles. Er ontstaat in de zazen dan een diep besef van wat de middeleeuwse mystica Juliana van Norwich bedoelde met de woorden: „All shall be well… All manner of things shall be well‟ . Of in de woorden van Hung Men: „Elke dag is een Goede dag‟.
Dit hoeft niet te betekenen dat iemands neuroses en pathologische eigenschappen genezen worden, maar men komt tot een diep “JA” tegenover het leven en tegenover het eigen onvolmaakte zelf. Het is een diep „Laat het zo zijn‟, overgave en zelfaanvaarding…
Zazen is echter niet alleen „goed zitten‟. Het is ook een intense inzet en oefening… Het roept op om met heel de eigen hart-geest, met lichaam en ziel te werken aan het ontwaken van het Ware Zelf en aan het ontwaken van alle wezens. Men kan zo komen tot de ervaring dat het oké is om onvolmaakt te zijn, gewoon mens te zijn, kwetsbaar en sterfelijk.
De intense inzet hierbij betekent echter niet een door wilskracht bepaalde strijd, maar een vorm van een streven dat niet meer uit het ego komt, wu wei in het Chinees… Het is een concentratie zonder een door wilskracht bereikte inspanning. „Aan ons is het enkel om te proberen, de rest is niet onze zaak‟. (T.S. Eliot).
~Ton Lathouwers
Lees verder: Meditatie en Genade
Maha Karuna Ch’an: Nieuwsbrief 2011 Nr.1 1 van 4