© Daniël van Egmond
InleidingHet lijden is een mysterie dat zich onttrekt aan al onze pogingen om het te beheersen en om het voor eens en voor altijd uit ons bestaan te bannen. Het is een huiveringwekkend mysterie dat met een klap ons zelfgenoegzame bestaan openbreekt en ons in een afgrond van vrees en wanhoop kan doen storten.
Het is een gebeurtenis waarin we geheel op onszelf worden teruggeworpen en we tegen de grenzen van ons eigen bestaan oplopen. Ja, het is onmogelijk om over het lijden in het algemeen te spreken, net zoals het onmogelijk is om over de dood in het algemeen te spreken. Het is altijd een uniek wezen dat lijdt, want zelfs als een gehele bevolkingsgroep lijdt onder de gevolgen van een of andere natuurramp, of een heel volk onder het juk van een nietsontziende tiran, dan nog is het niet die bevolkingsgroep of dat volk dat lijdt, maar enkel de individuele mensen die de pijn en het verdriet op eigen wijze tot in hun vlees en botten voelen.
Alle mooie theorieën over de rechtvaardigheid van God of van de wet van karma blijken luchtkastelen te zijn op het moment dat wij zelf met een ondraaglijk lijden worden geconfronteerd. Zolang het andere mensen betreft die lijden, zijn we in staat om over de zinvolheid van het lijden te speculeren. Maar zodra het onszelf of onze directe omgeving in zijn greep heeft, blijken alle filosofische en religieuze verhalen krachteloos geworden te zijn, tenzij, ja tenzij die verhalen geen theorieën zijn gebleven, maar deel uit zijn gaan maken van onze levende ervaring.
Dit doet mij denken aan een verhaal over de filosofe Edith Stein die enige jaren geleden als zuster Teresia Benedicta van het Kruis heilig is verklaard. Toen haar leermeester Adolf Reinach in de eerste wereldoorlog aan het front sneuvelde, ging zij op condoleancebezoek bij zijn weduwe. Stein had verwacht een gebroken vrouw aan te treffen, maar in plaats daarvan werd ze ontvangen door een vrouw die in haar sterke protestantse geloof de kracht vond om dit grote verlies te dragen.
Deze confrontatie met het mysterie van het lijden was de eerste stap op een weg die de overtuigde atheïste Stein uiteindelijk naar het kloosterleven zou voeren. En juist daar werd zij zelf steeds meer een exponent van de mystiek van het lijden, een voorbeeld voor anderen dat ze tot in de gaskamer van het concentratiekamp heeft kunnen blijven.
Wij menen vaak dat het lijden geen deel hoort uit te maken van ons bestaan. We doen dan ook alle moeite om ons tegen alle mogelijke narigheid te beschermen en te verzekeren. Maar iedereen wordt vroeg of laat met lijden en dood geconfronteerd. Dan stellen we de vraag: Waarom moest dit mij overkomen? Waarom moet zij zo lijden, ze heeft al zoveel verdriet moeten dragen? Waarom is het leven zo onrechtvaardig? Waar was God in Auschwitz?
Het antwoord van de Boeddha
Het Boeddhisme neemt een uiterst pragmatische houding ten aanzien van het lijden aan. De Boeddha constateerde op grond van zijn verlichtingservaring en als een van zijn zes edele waarheden, dat het leven lijden is. Het lijden is zo onlosmakelijk verbonden met het leven dat het zinloos is om te proberen er voor weg te vluchten of het te ontkennen.
Volgens hem is de enige oplossing om aan het lijden te ontkomen dat we aan het leven zelf ontsnappen. Dit betekent echter niet een oproep om dan maar over te gaan tot zelfdoding, want ook na de dood gaat het bestaan door en zullen de consequenties van onze daden uiteindelijk weer uitgedrukt worden in een nieuw leven op aarde. Daarom is de enige oplossing om ons definitief te ontdoen van alle lijden, dat we onszelf bevrijden uit de eeuwige kringloop van geboorte en dood. Zo heeft het Boeddhisme in al zijn veelkleurigheid talloze methoden en technieken ontwikkeld die allemaal tot doel hebben ons te verlossen van al onze gehechtheden en daarmee van onze aangeboren drang tot bestaan. Alleen op die manier is het mogelijk om definitief met het lijden af te rekenen.
Voor de Boeddha is het lijden geen mysterie. Hij heeft immers de oorzaak van het lijden geschouwd: Hoewel al het bestaan vergankelijk is, hechten wij ons steeds weer aan allerlei dingen, niet in het minst aan onszelf en onze dierbaren. Maar vroeg of laat worden we gedwongen om alles waar we ons aan gehecht hebben weer los te laten. De oorzaak van al het lijden is dus onze gehechtheid en onze onwetendheid over de vergankelijkheid van alles wat er bestaat. De schuld van het lijden ligt dus bij onszelf, van onrechtvaardig lijden is dan ook geen sprake.
In moderne opvattingen over karma en reïncarnatie heeft men deze gedachtegang van de Boeddha overgenomen, zonder dat men over zijn wijsheid beschikte. Want daar waar de Boeddha er de nadruk op legde dat er geen permanent ik of een permanente ziel bestaat die onderworpen is aan het proces van reincarnatie, zijn vele hedendaagse reïncarnatie-gelovigen er juist wel van overtuigd dat er zo'n permanent ik bestaat. Dit blijkt al uit het gemak waarmee men over "mijn vorig" of "mijn volgend" leven spreekt. Zo wordt het inzicht van de Boeddha door velen vervormd tot een spijkerhard geloof: Indien het slecht met je gaat, indien je bijvoorbeeld verkracht bent of een vreselijke kwaal hebt opgelopen, wordt dit maar al te vaak verklaard door er op te wijzen dat je in je vorig leven dan wel zelf een verkrachter zult zijn geweest en/of slecht karma hebt opgebouwd. Hier is er geen sprake meer van het mysterie van het lijden. Alles is onderworpen aan de koele en mechanische wet van oorzaak en gevolg.
Maar als er geen permanente ziel bestaat, wat is dan de rechtvaardiging van mijn lijden? Wanneer iemand anders dan ik, tijdens zijn of haar leven slecht karma heeft opgebouwd, waarom moet ik daar nu dan voor boeten? Hoewel de Boeddha een weg gewezen heeft hoe we onszelf kunnen verlossen, heeft hij toch niet het mysterie van het lijden opgelost.
Maar als er geen permanente ziel bestaat, wat is dan de rechtvaardiging van mijn lijden? Wanneer iemand anders dan ik, tijdens zijn of haar leven slecht karma heeft opgebouwd, waarom moet ik daar nu dan voor boeten? Hoewel de Boeddha een weg gewezen heeft hoe we onszelf kunnen verlossen, heeft hij toch niet het mysterie van het lijden opgelost.
Volgens de overlevering was dit ook niet zijn doel. Hij zei: Indien iemand op het slagveld getroffen wordt door een pijl van een tegenstander, zal hij zich toch ook niet eerst afvragen wie deze pijl heeft afgeschoten en waarom die persoon juist hem beschoten heeft. Nee, hij zal eerst alles in het werk stellen om hulp te zoeken, zodat zijn wond verbonden kan worden en hij weer zal genezen. Daarom dienen we ons niet bezig houden met allerlei speculaties over de zin van het lijden, maar moeten we al onze inspanningen richten op onze gang op de weg naar bevrijding.
Wordt vervolgd ....