Peter Sloterdijk






ARTIKELEN

De taaie ziel van de filosofie 
Hannes Dedeurwaerder




Heilig vuur in een brandende wereld
Peter Sloterdijk over jodendom, christendom en islam

De in-spirerende ruimte van Peter Sloterdijk 
Liesbeth Noordegraaf-Eelens en Willem Schinkel

Peter Sloterdijk: "De mens is een verwend wezen" 
Liesbeth Noordegraaf-Eelens en Willem Schinkel


Durf te weten
Babs van den Bergh en René Gude

In Search of Lost Cheekiness
An Introduction to Peter Sloterdijk’s “Critique of Cynical Reason”
Stefan Lorenz Sorgner

Woede tussen vernietiging en strijdvaardigheid
Een politiek-psychologisch essay
Gert-Jan van der Heiden


Kritische reflectie over Sloterdijk
Bespreking van 'woede en tijd'
Stefan Beyst

Een krijger is een gever, een gever is een schenker
Enkele kanttekeningen bij Sloterdijks Woede en tijd
Henk Oosterling


BOEKEN

Het kristalpaleis
Een filosofie van de mondialisering


Over de strijd tussen jodendom, christendom & islam

In zijn trilogie Sferen stelde Peter Sloterdijk de vraag waar mensen leven. Nu, in Je moet je leven veranderen, onderzoekt hij wat de mens eigenlijk is. In zijn zeer succesvolle nieuwe boek daagt hij onze ideeën over ethiek en levenskunst uit, met vele aansprekende voorbeelden en een milde humor – een revolutionaire antropologie dient zich aan!
De mens is een wezen dat niet met het leven zoals dat gegeven is genoegen neemt. Hij oefent zich voortdurend om het te veranderen en zichzelf te herscheppen. Hiervoor geeft hij zich over aan rituelen, oefening en training. In zijn onnavolgbare vertelstijl presenteert Sloterdijk de geschiedenis van deze technieken, die de mens tot mens maken en hem in staat stellen op gezette tijden boven zichzelf uit te stijgen en het onwaarschijnlijke te bereiken.  


Sloterdijk 
Binnenstebuiten denken
Sjoerd van Tuinen

Meer boeken bij Uitgeverij Boom


‘Zeg ja tegen het leven in al zijn verschijningsvormen’ 

Albert de Booij spreekt met prof. dr. Peter Sloterdijk

Het hotel waar we Peter Sloterdijk ophalen, ademt de art-decosfeer van het begin van de vorige eeuw en doet onwillekeurig denken aan de schilder Gustav Klimt, en daarmee aan de Witgensteinfamilie, de componist Gustav Mahler, de dichter Rainer Maria Rilke en de Britse fi losoof Bertrand Russell. Een bonte mengeling personages die opdoemt uit een ver verleden. Witgenstein, die wel bekend staat als de belangrijkste fi losoof van de 20ste eeuw, werd eens als gast door Russell opgehaald van het station in Londen. Toen de trein het station binnenreed zei Russell: “God is gearriveerd!” Dit zegt iets over de achting die de Brit had voor de aforistische fi losoof uit Wenen. Een dergelijke statuur begint ook Peter Sloterdijk te krijgen. In Amerika heeft hij al de populariteit van een superstar. De Fransen noemen hem de ‘nieuwe Nietzsche’. Sloterdijk is, kortom, wereldberoemd.

De Filosoof heeft weinig tijd en kan slechts een kort gesprek toestaan van maximaal een uur, dat bovendien moet plaatsvinden in de auto die ons van het hotel naar luchthaven Schiphol brengt! De enigszins deprimerende sfeer van het hotel, de locatie van het gesprek (de achterbank) en zijn vooruitgesnelde roem (en beruchtheid) voorspellen weinig goeds. Maar hoe anders pakt dit uit! Op de achterbank van de auto ontpopt zich een buitengemeen geanimeerd en plezierig gesprek. Hoewel Sloterdijk moe is van de afgelopen dagen, schitteren zijn pretogen en vertelt hij over zijn werken en zijn (positieve) visie op de toekomst. Hier is een jonge, enthousiaste vent aan het woord.

‘Kritiek van de cynische rede’

Sloterdijk, zoon van een Duitse moeder en een Nederlandse vader studeerde filosofie, germanistiek en geschiedenis en verwierf roem toen hij in 1983 zijn boek ‘Kritiek van de cynische rede’ publiceerde (het best verkochte Duitstalige filosofisch werk van na de oorlog), een pleidooi voor de herwaardering van de oorspronkelijke bedoelingen van de Verlichting. In dit boek maakt hij de filosofische balans op en accepteert hij dat onze westerse maatschappij vooral gebaseerd is op nihilisme. Zelf stelt hij een andere benadering voor. Zijn motto is: ‘kies voor het vrolijk leven van je eigen leven’. De houding die mensen van nu tegenover nihilisme aannemen is cynisme, dat hij ziet als uitvloeisel van de Verlichting. Dit cynisme stelt hij tegenover kynisme* dat hij prefereert als een meer adequate reactie op nihilisme. Sloterdijk houdt zich niet bezig met de grot metafysische, ontologische en cognitieve problemen. Over deze ‘Grote Thema’s’ zegt hij in ‘Kritiek van de cynische rede’ dat zij niets anders zijn en waren dan ontwijkingen en halve waarheden. ‘Deze futiele hoge vluchten - God, het Universum, Theorie, Praxis, Subject, Object, Lichaam en Geest, Betekenis. Het Niets - dit alles is niets. Het zijn slechts namen voor jonge mensen, voor buitenstaanders, geestelijken en sociologen’. Niet voor niets is de lievelingsfilosoof van Sloterdijk dan ook Friedrich Nietzsche, die met ‘God is dood’ tegelijk de surrogaattranscedenties voor dood verklaart.

Een andere belangrijke inspiratiebron is Martin Heidegger. De kynische rede heeft als inzicht de volstrekte doelloosheid van ons bestaan, gesymboliseerd door Heideggers ‘Sein zum Tode’ (alles staat in het teken van een dood die wenkt). Het gaat Sloterdijk erom goede doeleinden na te streven met goede middelen en niet zoals in het cynisme goede doelen nastreven met slechte middelen (interessant om te zien dat dit ook het motto is van de Nederlandse wetenschapsfilosoof Rein Gerritsen, elders in dit magazine). Over het kynisme schrijft Sloterdijk:’De kern van het kynisme is een kritische, ironische filosofie van de zogenaamde behoeften, het zichtbaar maken van de fundamentele mateloosheid en absurditeit van die behoeften’.

R. Devos beschrijft de cynicus in zijn artikel over Sloterdijk in het Kritisch Denkerslexicon als volgt: ‘De cynicus spreekt over zichzelf in de vorm van een betekenis. Maar wanneer hij zegt ‘zo ben ik’ bedoelt hij ‘zo is hét’. Zijn schaamteloosheid berust op het besef dat zijn kwaad deel uitmaakt van het algemene kwaad. Het cynisme is een universele sfeer geworden, het is de geest van de tijd. Sloterdijk laat zien hoe het de hele samenleving beheerst: het leger, de politiek, de seksualiteit, de geneeskunde, de religie en de wetenschap. Deze vormen de zes ‘kardinale cynismen’. Voeg er nog de secundaire cynismen aan toe: de betekenis, de grap en de misdaad, het cynisme van de informatiesector en het geldcynisme, en met Oscar Wilde kan hij samenvatten: ‘Ik ben volstrekt niet cynisch, ik heb alleen ervaring, en dat komt ongeveer op hetzelfde neer.’ Het cynisme zit ons in merg en been, in elke vezel, cel, gelaatsexpressie. De fenomenologie van de cynische rede is daarom ook een ‘psychosomatiek van de tijdgeest’.

Anti-held 

Voor Sloterdijk is Diogenes de anti-held. Deze bezat niets en weigerde zijn vrijheid van denken in te ruilen voor comfort. Zoals bekend woonde hij in een ton, maar op de vraag waar hij thuishoorde antwoordde hij: ‘ik ben een wereldburger’. De kynicus als kosmopoliet. Diogenes ging overdag eens op zoek met een lantaarn…. .naar een mens. Diogenes verachtte zijn vervreemde medeburgers en vond dat de misvormde mensen zich schamen voor de verkeerde dingen. Zo schamen zij zich voor hun animale kanten, maar daarentegen niet voor hun leugens, onrechtvaardigheden en rücksichtslose winstbejag. Hoe actueel! De fascinatie van Diogenes ten aanzien van het kynische is gebaseerd op het feit dat hij de wereld niet ervaart als absurd,tragisch of betekenisloos, maar beziet met een positieve opgewektheid. Kynisme is, volgens Sloterdijk, een fi losofi sche houding gebaseerd op een normaal, doodgewoon leven. Cynisme daarentegen bestempelt hij als de morele ziekte van de 20ste eeuw. Een bevriend politicus wees hem er ooit eens op dat er een soort mens is die nog onverdraaglijker is dan de cynicus; de domoor. Na jaren moet Sloterdijk het hier mee eens zijn.

Sloterdijk wil ‘dat de mens zijn mogelijkheden ontplooit en rijker wordt, materieel en geestelijk. In het moderne welvaartssysteem is écht gebrek grotendeels geëlimineerd. Verrijking bestaat uit een toename van mogelijkheden en variatie. Dit als gevolg van de ontplooiing. Bij sommigen leidt dit echter tot een gebrek aan het gebrek. Als de armoede de mensen naar het hoofd stijgt, dan ontstaan ideologieën en ressentiment, waarin rijkdom verdacht is.’ We hebben behoefte aan optimisme in plaats van de zorg om te overleven. Er is al genoeg berichtgeving over catastrofes. Bij Sloterdijk is geen plaats voor absolute waarheid en evenmin bestaat voor hem zoiets als algemeen geldende ethische principes. Sluitende antwoorden op vragen waar ieder mens mee zit, zoals ‘Hoe moet ik leven?’ of ‘Door welke waarden en principes moet ik me laten leiden?’ geeft hij niet.

Lees verder



De verschuiming van de wereld

Peter Sloterdijk voltooit zijn megalomane sferen-trilogie
Paul Depont

Peter Sloterdijk is omstreden, zeker sinds de affaire over zijn lezing Regels voor het mensenpark, een rede die is 'neergesabeld' door het door hem gekapittelde journaille. De provocerendeSloterdijk (1947) heeft zijn verachting voor de journalistiek nooit onder stoelen of banken gestoken. Hij is wars van mediahypes, zegt Sjoerd van Tuinen in Sloterdijk - Binnenstebuiten denken, het eerste samenhangende overzicht van het complete oeuvre van Sloterdijk (inclusief het pas verschenen Sphaeren III - Schaeume, Plurale Sphaerologie), al is er bij het verschijnen van ieder nieuw boek 'een soort permanente controverse' over zijn manier van filosoferen.

Sloterdijk werd in kritieken een 'fascistoide teler van de Ubermensch' genoemd; het sloeg nergens op, maar ja, die 'regels' waren maar een klein boekje, dat sommigen ook hebben gelezen, klein vergeleken met zijn indrukwekkende tweedelige Kritik der zynischen Vernunft (1983) en de nu voltooide megalomane trilogie Sphaeren. Wie die boeken leest, begrijpt waaromSloterdijk in filosofische zin en als provocateur eigenlijk zo omstreden is. Aan het slot van zijn Sphaeren-trilogie, na tweeenhalfduizend pagina's met veel bellen, blazen en schuim, laat de 'gevaarlijke denker' een macrohistoricus, een literatuurcriticus en een theoloog aan het woord. Ze converseren, in afwezigheid van de schrijver ('waehrend wir auf den Autor warten. . . '), over 'het oxymoron', een door Sloterdijk in zijn boeken veel gehanteerde stijlfiguur, de nauwe verbinding van twee tegenovergestelde begrippen, 'levend dood' bijvoorbeeld. Altijd weer tegenstellingen.

Sloterdijk schrijft over zichzelf, al is hij niet bij het gesprek, over zijn Essay ueber den Superlativ, zoals zijn denkbeeldige literatuurcriticus het totale Sphaerenwerk noemt: een halsbrekende onderneming, een filosoferen over bollen, globes, bellen, cirkels en sferen, een topologisch denken met veel zulke tegenstellingen, veel metaforen ('de reeel existerende bol', 'schuimbewoners', 'boldelirium'), en ook met veel rumoer. Zijn nogal affirmatieve schrijfstijl, zegt Van Tuinen, is hyperbolisch; die stijl verdraagt geen voortdurende relativering en precisering, 'het is het kenmerk van een 'vrolijke wetenschap' dat er geen strikt onderscheid gemaakt wordt tussen ernst en parodie of naiviteit en ironie'. Sloterdijk - die vaak, zoals ook Michel Onfray, als een neo-nietzscheaan wordt gelezen - noemt zichzelf een filosofisch schrijver, 'geen filosoof die voor andere filosofen schrijft'; daarom, denkt Van Tuinen, vragen filosofen en niet-filosofen zich af of zijn werk ueberhaupt tot de filosofie is te rekenen. Hij is een taalvirtuoos, een synthetisch-associatieve denker die de breedste samenhangen schetst. Zijn stijl is evocatief en metaforisch; het essay is hiervoor het meest geeigende 'filosofische' genre, want in het essay kan hij overdrijven, hij kan zijn tekst driftig vormgeven. Dat zijn de moeilijkheden, de bezwaren wellicht, bij het lezen van Sloterdijk. Hij zou, zeggen zijn tegenstanders, geen systematisch denker zijn, incorrect argumenteren, te literair en te poetisch schrijven; sommigen hebben ook moeite met zijn 'plastische' argumentatie, de afbeeldingen in zijn boeken, de anekdoten en de sfeerbeschrijvingen. Denken is voor Sloterdijk 'decanteren, het overgieten van oude wijn in nieuwe vaten'; de filosofische teksten van anderen (Socrates, Plato, Nietzsche, Martin Heidegger vooral en Gilles Deleuze) zijn een 'gereedschapskist van het denken', filosofie die je weer in gebruik kunt nemen. Zo schrijft Sloterdijk ook, in de traditie van de grote Duitse metafysici, met grote gebaren en veel verwijzingen. Het is vaak puzzelwerk; zo'n puzzel schept vele mogelijkheden maar heeft uiteindelijk ook samenhang.
In Schaeume, het derde deel van zijn sferologie, legt hij uit dat je dit boek ook 'separaat kunt lezen', los van de vorige delen; sommige fragmenten verschijnen ook afzonderlijk, zoals Luftbeben - An den Quellen des Terrors, de inleiding van zijn nieuwe boek dat al in 2002 verscheen, of het slot van Globen, het tweede deel van Sphaeren, dat in het Italiaans apart verscheen, onder de titel L'ultima sfera - Breve storia filosofica della globalizzazione. In Sferen, Sloterdijks sferologie, gaat het niet meer over de vraag 'wat is de mens?' - een door Heidegger zo scherp gestelde vraag - maar over het topologische 'waar is de mens?'; nu, de latere Heidegger had het in zijn Spaetwerk ook al over ruimtelijkheid, over Haus en Heimat, over Wohnen. Sloterdijk wil in Sferen 'de ruimte denken', de plekken waar de een de ander vindt en waar tussen mensen solidariteit mogelijk is. Hij heeft het over netwerken. Sloterdijk hanteert morfologische begrippen en beelden, een vormleer van globes, bollen en bellen, cirkels en sferen, schuim, ophopingen, sponzen, wolken en wervelingen.

In het eerste deel Blasen (1998), 'bellen', (de eerste twee delen verschenen, weliswaar ingekort maar schitterend vertaald door Hans Driessen, vorig jaar bij Boom) gaat het over de baarmoeder en de relatie van de mens tot God, twee zeer beschermende sferen; in het tweede, Globen (1999), over 'de verhouding tot de wereld', de macrosfeer van de historisch-politieke wereld en de globalisering. Het derde, nu verschenen Schaeume - Plurale Sphaerologie, gaat over 'de verschuiming van de wereld', - in de woorden van Sloterdijk - over 'het imploderen of exploderen van de allesomvattende sfeer als gevolg van nieuwe media', over allerhande netwerken, publieke en persoonlijke sferen, over 'de pathologie van de sferen', over de 'ordelijke chaos'. Ergens, nog lang niet halfweg in Schaeume, heeft Sloterdijk het over de postmoderniteit, over de verwarrende en pathologische tijd van nu, waarbij geen geborgenheid meer is, geen Groot Verhaal - zeg maar God, voor anderen Stalin, of voor weer anderen de Utopie. Postmoderniteit, zegt hij, betekent: 'Stabilitaet durch Liquiditaet.' Schuim dus, en uit dat aanzwellende schuim, die pluralistische sferen, die vele fragiele 'agglomeraties van bellen' - schrijft hij in Schaeume - kunnen allerleidingen te voorschijn komen. Dat schuim, zijn metafoor voor het huidige tijdperk waarin alle 'waarheden' op losse schroeven staan, is een ophoping van sferen, persoonlijke maar ook bedreigende . Eigenlijk, zegt Sloterdijk in het derde deel van zijn trilogie, leven we in een tijd van luxe, 'die ons de inrichting van de eigen levenssfeer permitteert zonder dat daarbij voortdurend met de buitenwereld rekening dient te worden gehouden'. Het is een tijd van hyperindividualisme, waarin mensen zich terugtrekken in de beschermende cocon van hun eigen woning. Sloterdijk is geen doemdenker, hij is niet somber; sferologie is voor hem 'een denken gebaseerd op mogelijkheden in plaats van feiten', anders gezegd: veel is maakbaar, en toch vooral geen paniek! Niet in de oorlog schuilt het grootste gevaar, maar in de paniek, zegt Sloterdijk. Hij is geen 'crisisprofiteur', vernoemt maar terloops een keer de gebeurtenissen van 11 september 2001, hij verzet zich - aan het slot van Schaeume - tegen de 'gothic-scene van de populair-wetenschappelijke boeken' en de 'alarmeconomie', tegen het hypochondrisch gejammer en de culture of fear. In de veelheden van het schuim, onze onuitputtelijke en luxueuze mogelijkheden, onze moderne verwenning, ziet Sloterdijk een bijna Michel Onfrayachtige hedonistische of op zijn minst opwindende toekomst - al noemt hij Onfray (met Sloterdijk een van de populairste filosofen van onze tijd) in geen enkel deel van zijn sferen-trilogie. Schaeume is een analyse van het moderne individualisme, filosofisch en antropologisch. Sloterdijk schrijft het allemaal heel driftig op, met veel taalacrobatiek en veel neologismen (Schaumdeutung wanneer hij het over Sigmund Freuds in 1900 verschenen Traumdeutung heeft); het nietzscheaanse 'God is dood' hertaalt Sloterdijk als 'Die Eine Kugel ist implodiert, nun gut - die Schaeume leben'. Soms wordt het wel al te heftig en al te schuimig; maar in grote lijnen heeft hij wel gelijk: we zijn allemaal teruggevallen op onszelf, en we zwemmen in het schuim. In het voornoemde Regels voor het mensenpark had Sloterdijk het al over 'het gevaarvolle einde van het literair humanisme als utopie van de menselijke vorming door het schrift en door het geduldig makende lezen dat opvoedt tot een terughoudend oordeel en tot de opening van het oor'. Het zijn schitterende Sloterdijkse regels over het Bildungshumanisme. Dat brengt Sloterdijk - volgens sommigen toch meer een Franse dan een Duitse filosoof - ook ter sprake in zijn dialogen met zijn Franse collega Alain Finkielkraut in Les battements du monde - Dialogue, 'de polsslag van de wereld'. Hij houdt daarin een 'pleidooi voor de cultuur', voor Bildung in bijna strikt Duitse zin; Sloterdijk wil heel oud worden, zegt hij, met esprit en kennis. Dat wil hij doorgeven aan de komende generaties, het is zijn sfeer, zijn beschermende bol van ervaring. We kunnen goed overleven in en tussen het verzengende schuim.

Uit: De Volkskrant
© 2004 PCM Uitgevers B.V. All rights reserved. June 25, 2004