.
Open Dag in Utrecht op Zaterdag 4 mei 2024

Kees Voorhoeve is studiecoördinator van de Opleiding Spiritualiteit en Zingeving van de Academie voor Geesteswetenschappen 
en geeft voorlichting over de opleiding. Klik voor meer info

Emanuel Swedenborg

~Daniël van Egmond  

Correspondenties

Na zijn eerste visioen ontwikkelde zich langzamerhand bij Swedenborg een soort dubbel bewustzijn. Terwijl hij zich bewust was van zijn gewone zintuiglijke ervaringen, zijn gevoelens en zijn gedachten, was hij zich tegelijkertijd bewust van wat hij 'de wereld van de geesten', de 'geestelijke wereld' en de 'hemelse wereld' noemt. Door bijvoorbeeld naar een bepaalde boom of een bepaald dier te kijken, kon hij daardoor ervaren waarmee die boom of dat dier correspondeert in de hogere werelden. Deze leer van correspondenties vinden we in alle grote religieuze tradities terug. Ook bijvoorbeeld bij Plato staat deze leer centraal. Niet, omdat Plato die bedacht heeft om een of ander filosofisch probleem op te lossen, maar omdat Plato, net als velen voor en na hem, en net als Swedenborg, ervaren heeft hoe de verschillende niveaus van de werkelijkheid onderling met elkaar verbonden zijn. Swedenborg noemt die 'verticale' relatie 'correspondentie'. De 'vormloze' blauwdrukken van alles wat er in deze gewone wereld van ruimte en tijd bestaat, bevinden zich als een soort abstracte kracht- of energiepatronen in de 'hemelse wereld'. Die kracht of energie noemt Swedenborg de liefde. Dit is een zeer geschikte en belangrijke aanduiding, want daarmee benadrukt hij dat alles wat er bestaat uit de liefde van de Heilige voortkomt.

Alles wat er bestaat is een uitdrukking van Gods liefde uit overvloed, d.w.z. van een scheppende, gevende liefdeskracht. Deze abstracte universele patronen drukken zich vervolgens in de 'geestelijke wereld' uit als concrete universele vormen (bijvoorbeeld de oerboom die we in mythen en verhalen kunnen tegenkomen). Zo'n 'vorm' noemt Swedenborg de waarheid, omdat hier bepaald wordt wat het schepsel is, dus welke essentie en welke betekenis het heeft. In onze 'natuurlijke wereld' verschijnt die concrete universele vorm tenslotte als de veelheid van dingen (bijvoorbeeld de vele dennen, of de vele paarden). In de 'geestelijke wereld' vindt er dus een kwalitatieve differentiatie plaats, terwijl er in onze 'natuurlijke wereld' een kwantitatieve differentiatie plaatsvindt. Alles wat geschapen is (en dus niet door mensen is gemaakt) en wat wij in onze natuurlijke wereld kunnen waarnemen, is een uitdrukking van een hemelse ('het goede') en een geestelijke ('het ware') betekenis. Swedenborg was door zijn dubbele bewustzijn in staat om van de dingen en gebeurtenissen die hij met zijn zintuigen waarnam, de geestelijke en hemelse betekenis te schouwen. Dit betekent dat de natuur voor hem een open boek was, waarin hij meer en meer de Heilige kon leren kennen, want alles is immers een uitdrukking van Gods scheppende liefde.

Bij correspondenties hebben we daarom te maken met objectieve betekenissen, d.w.z. betekenissen die niet cultureel bepaald zijn, maar die overal geldig zijn waar ze ook maar mogen verschijnen. Meestal gaan deze objectieve betekenissen schuil achter de betekenissen die wij mensen in de loop der tijd aan alle dingen en gebeurtenissen hebben gegeven. We zullen ons dus eerst van al die conditioneringen moeten zuiveren, voordat we in staat zijn om die objectieve betekenissen in onszelf toe te laten. Hierbij gaat het dan om de zuivering van ons denkvermogen. Maar al die conditioneringen zijn niet enkel van mentale aard. Nee, we zijn vergroeid met die betekenissen, we hebben ons met onze gevoelens en verlangens volledig met hen geïdentificeerd. Dus niet alleen 'het ware' ervaren wij op een vervormde en verduisterde wijze, maar ook 'het goede' (zoals Swedenborg de liefde vaak noemt) is bij ons een liefde uit tekort, een begeerte naar bezit geworden, zodat de dingen en gebeurtenissen in ons leven nimmer de gelegenheid krijgen om zich aan ons te tonen zoals ze werkelijk zijn. Zij kunnen zich alleen aan ons tonen zoals wij wensen dat zij zijn, zoals wij ze kunnen gebruiken en bezitten, zoals wij hen betekenis geven. Met andere woorden, ook onze 'liefde', ons hart moet gezuiverd worden, willen wij ooit in staat zijn om de natuurlijke wereld als een theofanie te gaan ervaren, als een uitdrukking van de goddelijke Liefde. Kortom, we kunnen de correspondenties alleen maar ervaren indien er een innerlijke transformatie in ons heeft plaatsgevonden, een transformatie die Swedenborg wedergeboorte of regeneratie noemt. Hieruit kunnen we afleiden dat Swedenborg zelf ook zo'n fundamenteel omvormingsproces heeft moeten doormaken. Zijn droomboek, zijn aantekeningen in The Word Explained en zijn geestelijke dagboeken, stellen ons gedeeltelijk in staat om zijn weg naar wedergeboorte te volgen. Belangrijk is dat we beseffen dat hij niet in één keer 'verlicht' was. Nee, in de drie genoemde geschriften zien we hoe hij stap voor stap, aarzelend en soms ook wanhopig, toestaat dat hij gezuiverd en omgevormd wordt, zodat hij uiteindelijk in staat is om op een zuivere manier de hemelse en geestelijke werelden te schouwen. Hij beschouwt dit proces niet als zijn eigen verdienste, maar als iets dat de Heilige aan hem verricht om hem gereed te maken voor een speciale taak: de wederkomst van Christus mogelijk te maken.

Heilige geschriften

Alle religies hebben uiteindelijk maar één doel: een mens ontvankelijk te maken voor de invloed van de of het Heilige, zodat die mens bevrijd wordt uit zijn permanente toestand van bewustzijnsvernauwing en uit de vicieuze cirkel van lijden, oorlog en vernietiging. Kortom, alle religies hebben uiteindelijk als doel om de mens van een egocentrisch wezen te transformeren in een theocentrisch wezen. Die omvorming is het proces van wedergeboorte. Maar hoe kan dit proces beginnen? Zolang we zo misvormd zijn ten aanzien van al het ware en al het goede, hoe kunnen we dan voor hen ontvankelijk worden, hoe kunnen we bekeerd en gezuiverd worden? In de vroegste periode in de geschiedenis van de mensheid was dit probleem nog relatief eenvoudig op te lossen: De mens leefde temidden van de natuur en die natuur is een openbaring van het ware en het goede. Door haar omgang met de natuur werd de mens daardoor vanaf haar geboorte al in contact gebracht met het ware en het goede. Daarnaast waren er religieuze riten en mythische verhalen die de mens helpen om te geloven in de aanwezigheid van de goden en de engelen. Kortom, het bestaan van de hogere niveaus van werkelijkheid was in die oudste periode voor de meeste mensen nog vanzelfsprekend een deel van hun levende ervaring. Maar in de loop van de tijd begon een ontwikkeling van het denkvermogen waarin het eigen denken, de constructie van een eigen subjectieve werkelijkheid, steeds meer centraal kwam te staan. Die ontwikkeling hing samen met het ontstaan van de steden, waardoor er een andere relatie met de natuur ontstond, en ook met andere mensen en de eigen familieleden. Natuurlijk gaat het hier om een zeer complexe ontwikkeling die wij in het kader van dit artikel verder buiten beschouwing moeten laten. Maar we kunnen constateren dat er in de verschillende culturen soms bijna gelijktijdig, een fundamentele verandering optrad, waarin de ontwikkeling van het begripsmatige denken een belangrijke rol speelde. In de ene cultuur heeft die ontwikkeling een veel grotere invloed gehad dan in de andere, zodat het wel nodig is om een onderscheid te blijven maken en onze westerse cultuur niet als norm te beschouwen voor de historische ontwikkeling van de andere culturen.

In die culturen waar het begripsmatige denken het symbolische en mythische denken en ervaren begon te overheersen, werd het steeds moeilijker om door middel van de natuurlijke waarneming tot een besef van het objectieve ware en goede te komen. We zien dan dat in die situatie heilige geschriften een steeds belangrijkere rol gaan spelen. Wat zijn dit voor geschriften? Dit zijn teksten die door 'zieners', d.w.z. mystici en profeten zijn geschreven, dus door mensen in wie het proces van wedergeboorte zover gevorderd was dat zij in staat waren het goede en het ware (d.w.z. de hemelse en de geestelijke wereld) te schouwen. Vanuit dit hemelse en geestelijke bewustzijn schreven zij teksten die daardoor de 'natuurlijke' uitdrukking waren van deze werelden, precies zoals dit ook met de natuur het geval is. Zoals een bloem correspondeert met het geestelijk ware en het hemelse goede, zo corresponderen de woorden in een heilig geschrift ook met het geestelijk ware en het geestelijk goede. Het onderscheid tussen de natuur en een heilig geschrift is dat de natuur primair via onze zintuigen binnen onze levende ervaring wordt onthuld, terwijl dit bij een geschrift primair binnen ons begripsmatige denkvermogen gebeurt. Door de lezers en toehoorders door middel van een religieuze rite of via gebed en meditatie in de juiste stemming te brengen, werden hun hoofd en hart ontvankelijk genoeg om de tekst te begrijpen als een symbolische tekst, d.w.z. als een uitdrukking van de geestelijke en hemelse wereld. Door geregeld op een meditatieve wijze een heilige tekst te lezen, werd het begripsmatige denkvermogen gezuiverd. Want dan worden subjectieve begrippen vervangen door objectieve begrippen die met de geestelijke en hemelse werkelijkheid corresponderen. Indien vervolgens alles wat men zo ontving en begreep in de dagelijkse praktijk werd gebracht, begon men stap voor stap te veranderen, want men werd daardoor steeds gevoeliger voor het ware en het goede. Aldus werden de heilige geschriften zeer belangrijke bronnen voor het proces van wedergeboorte.

Deze meditatieve omgang met een heilige tekst ontwikkelde zich in onze cultuur vooral binnen de kloosters tot de lectio divina. Alle vroegere geestelijke leiders en leidsters leerden de geestelijke en hemelse betekenis van de Bijbel te ontvangen, bijvoorbeeld Origenes, Clemens van Alexandrië en Augustinus, maar vooral ook de zogenaamde gnostici als Valentinus en Mani. Tegenwoordig noemen we dit dan een allegorische uitleg die we juist subjectief en weinig belangrijk vinden. Want in de loop der tijd nam de invloed van deze omgang met de Bijbel af, terwijl de kracht van het begripsmatig denken zich niet langer beperkte tot de geleerden, maar uiteindelijk, dank zij het onderwijs, ook steeds meer een rol bij het 'gewone volk' ging spelen. Zo werd het steeds meer vanzelfsprekend om de Bijbel uitsluitend letterlijk te gaan begrijpen, d.w.z. vanuit zijn natuurlijke betekenis. Maar die zogenaamde natuurlijke betekenis is niet objectief in de zin zoals we die eerder hebben omschreven. Nee, de letterlijke betekenis is de betekenis die de geleerden op grond van hun historisch en fysisch onderzoek aan de tekst geven. Het gaat hier dus nog enkel om een horizontale betekenis. En als men de tekst dan al 'symbolisch' begrijpt, dan bedoelt men meestal dat men de Bijbel vanuit de psychologie of de politiek interpreteert, hetgeen eveneens een subjectieve, horizontale interpretatie is.

Swedenborg leefde in een periode waarin het moderne denken en de moderne cultuur ontstond. Dit is de cultuur waarin stap voor stap de autonomie van de individuele mens bevochten werd op de wereldlijke en kerkelijke overheden en uiteindelijk ook op God. We kunnen dit het humanisme noemen: de individuele mens is het middelpunt van zijn of haar leven en is in principe in staat om op basis van rationaliteit het eigen leven op een verantwoorde manier vorm te geven. Ook de vele kerkelijke stromingen zijn in mindere of meerdere mate door dit humanisme aangetast, waardoor ook daar de ontvankelijkheid voor de symbolische betekenis van het Woord, dus de ontvankelijkheid voor de geestelijke en hemelse werelden, steeds verder verminderde. Op die manier dreigde -en dreigt nog steeds- de Bijbel en andere heilige geschriften, hun heiligheid te verliezen. Niet alleen omdat we niet langer geloven dat het hier om geopenbaarde teksten gaat, maar vooral omdat we niet langer in staat zijn om hun symbolische betekenis zodanig te ontvangen dat wij er door geraakt worden en daardoor worden bekeerd en hervormd. Heilige teksten werden en worden steeds minder geschikt om het proces van wedergeboorte in ons mogelijk te maken.

Het is precies in die situatie, aan het begin van de overwinningstocht van het modernisme, het humanisme en de zogenaamde verlichting, dat Swedenborg ervoer dat hij de goddelijke opdracht kreeg om de mens weer ontvankelijk te maken voor de symbolische betekenis van de Bijbel. Hij ervoer hoe hij door de Heer stap voor stap geopend werd voor de hemelse en geestelijke wereld (en ook voor de wereld van de geesten die eigenlijk behoort tot de natuurlijke wereld), waardoor hij niet alleen gaandeweg de symbolische betekenis van de Bijbel ging begrijpen en ervaren, maar waardoor hij ook vanuit die ontvankelijkheid zelf zijn teksten kon gaan schrijven. In die zin ervoer hij meer en meer dat hij niet zelf de auteur was van de geschriften die hij schreef, maar dat die geschriften aan hem werden geopenbaard. Hij was veeleer de 'dienstknecht des Heren', via wie de hemelse en geestelijke werelden weer geopenbaard werden en via wie dus de Heer zelf weer in deze wereld kon verschijnen. Zo begreep Swedenborg aan het einde van zijn leven dat in zijn geschriften de wederkomst van Christus had plaatsgevonden:

De Heer onze Verlosser voorspelde dat Hij weer zou keren... Maar daar Hij niet in eigen persoon in de wereld kan terugkeren, was het noodzakelijk dat Hij dit zou doen door middel van een man die niet alleen de leer zou ontvangen..., maar die deze ook door middel van de pers zou publiceren. En daar de Heer mij vanaf mijn jeugd hiertoe heeft voorbereid, verscheen Hij aan mij, Zijn dienaar, in eigen persoon, en stuurde mij om dit werk te doen. 

Swedenborg was niet tevreden met The Word Explained. Misschien mogen we zeggen dat hij besefte dat in deze Bijbelcommentaren, nog steeds te veel van zijn eigen subjectieve inzichten aanwezig waren, ofschoon het duidelijk is dat hij steeds ontvankelijker werd voor de aanwezigheid van de Heilige. Eerst na deze commentaren begon hij zichzelf Hebreeuws te leren, terwijl het omvormingsproces waaraan hij was onderworpen voortdurend voortging. Dan, op 7 augustus 1747, leken de laatste barrières te zijn weggenomen. Er vond een doorbraak plaats waardoor in zijn levende ervaring het hemelse koninkrijk "als in een beeld" werd onthuld. Vanaf dat moment lijkt hij in staat te zijn geweest om zowel de geestelijke als hemelse correspondenties te schouwen. In december 1748 begon hij aan zijn grootste werk, de Arcana Coelestia, de 'hemelse mysteriën', waarvan het eerste deel in juni 1749 verscheen, waarna elk jaar een volgend deel werd gepubliceerd, totdat dit grote werk met het achtste deel in 1756 werd afgesloten.

Fragment uit De Mystieke Weg van Emanuel Swedenborg