Bezielende Liefde

Waar is de bezielende liefde die mij voor de dood schadeloos zal stellen?

~Ton Lathouwers 

Deze regel is afkomstig van de Franse schrijver de Saint-Exupery. Maar ze is niet afkomstig uit De Kleine Prins, het boekje dat iedereen kent.

Het werk van deze auteur is voor mij altijd een belangrijke leidraad geweest. Een van de hoofdstukken in mijn boek Meer dan een mens kan doen is aan hem gewijd. Ook daarin ging het over de liefde. En ik kom er ook deze keer weer bij uit, nu ik opnieuw over de liefde moet schrijven, misschien wel het moeilijkste onderwerp om iets zinnigs over te zeggen. Toen ik voor de boeddhistische televisie daarover onlangs een gesprek had met Lucia Rijken de wereldkampioene kickboksen, was haar eerste vraag aan mij, even direct als spontaan: 'wat is liefde voor jou?' En mijn even directe en spontane antwoord was eruit voor ik het besefte: 'ik weet het niet'. Bij dit antwoord wil het ook hier laten.

Wie ik hier wel uitvoerig aan het woord wil laten is de Saint-Exupery. Omdat ik bij hem een van de meest aangrijpende en meest authentieke getuigenissen heb gevonden over liefde en niet-weten. Die samenhang tussen liefde en niet-weten blijkt meteen al uit de bovenstaande titel: die is door de schrijver bewust als vraag geformuleerd. En die vraag ligt dicht bij de onmogelijke vraag of fundamentele koan van Hisamatsu: Als niets wat je doet werkt, wat ga je dan doen?

Maar er is nog een ander, minstens zo belangrijk raakpunt met het zenboeddhisme in het oeuvre van de Saint-Exupery: alles wat deze auteur over liefde en niet-weten probeert te zeggen heeft direct te maken met wat de kern van het Mahayana boeddhisme is. En dat is niet, zoals gesuggereerd wordt door nogal wat westerse zen-literatuur; een op de eerste plaats gericht zijn op eigen geluk en welbevinden. Nee, die kern is de oproep tot grenzeloos mededogen en liefde, tot grenzenloze solidariteit en universele verlossing, hoe onmogelijk die oproep ook lijkt.

Ook voor de Saint-Exupery maakt dit de kern uit van zijn overtuiging. Ook voor hem zijn daarbij, juist als in het zen-boeddhisme, de stilte, het sterven van de grote dood en de volledige overgave vertrekpunt. En tenslotte ligt ook zijn ontdekking daarbij van een diepste grond of eerder on-grond - door hem God genoemd - veel dichter bij de boeddhistische Leegte of het Niets dan bij al onze bekende plaatjes van God.

"Zonder het hart van liefde en mededogen is de meditatie van geen enkele waarde." Deze woorden uit de Avatamsaka soetra reciteren we altijd tijdens een sesshin. Toch was het vooral wat de Saint-Exupery; schrijft over liefde en solidariteit, waardoor deze woorden voor mij tot leven kwamen. Nog steeds is zijn getuigenis voor mij het belangrijkste ijkpunt, wanneer ik mij in een innerlijke impasse bevind, voor een "poortloze poort" sta, zoals het in de derde gelofte van de boddhisatva genoemd wordt. Nog steeds is het dit getuigenis, dat mij dan helpt mijn eigen verlamming en mijn eigen zwijgen te doorbreken. Juist ten aanzien van die onmogelijk lijkende eerste gelofte: ‘Hoe talloos de levende wezens ook zijn, ik beloof ze alle te bevrijden'. Juist waar ik nooit een verband kan zien tussen de oproep van het mahayana boeddhisme en mijn handelen en waar mijn enige houvast die steeds herhaalde woorden in de Avatamsaka soetra zijn: “Dit is de plaats... Dit is de plaats... Hier is de plaats...".

Terug naar de Saint-Exupery. In zijn laatste werk De Citadel, dat beschouwd kan worden als zijn geestelijk testament, beschrijft hij zijn innerlijke zoektocht als het klimmen naar de top van een berg. Daar stuit hij enkel op een ondoordringbaar blok graniet. Zijn smeken om desnoods een enkel teken van God wordt alleen beantwoord met een absoluut stilzwijgen. Maar precies daar wordt hij opnieuw geboren. Daar doet hij zijn grootste ontdekking: dat dit absolute stilzwijgen zijn enige redding is, omdat elk antwoord hem alleen maar zou dieper opsluiten in zichzelf. Daar ontdekt hij dat de grootste genade van het gebed juist is dat hij geen antwoord krijgt, omdat het gebed dan tot ruilhandel zou worden. En dat ook de liefde - in een adem genoemd met het gebed en de stilte - zich moet onttrekken aan alles wat haar tot ruilhandel maakt. En daar ontdekt hij ook, dat ons handelen zich daarom nooit mag oriënteren op een van tevoren vastgesteld doel of resultaat. Want wij zijn slechts kleine bouwstenen van een onbekende tempel. Wij zijn een kleine cel in het grote mystieke lichaam waarvan wij de betekenis en de omvang tijdens ons leven nooit kunnen kennen. Hier volgt in fragmenten wat De Saint-Exupery er zelf over schrijft. "

Het blok graniet, druipend van een glinsterende regen, bleef ondoorgrondelijk voor mij...Een teken zou ik slechts ontvangen hebben van een gelijke, dus eigenlijk weer van mijzelf, weer een weerspiegeling van mijn eigen verlangen. En opnieuw zou ik slechts mijn eenzaamheid ontmoet hebben...

Dus, na mij ter aarde geworpen te hebben, keerde ik terug op mijn schreden. Het gebeurde echter dat mijn wanhoop plaats maakte vooreen onverwachte en uitzonderlijke kalmte. Ik zakte in de modder van de weg, ik haalde mijn vel open aan de doornen, ik vocht tegen de geseling van de rukwinden. En niettemin ontstond erin mij een soort gelijkmatige helderheid. Want ik wist niets, maar er bestond ook niets dat ik zou hebben kunnen kennen zonder walging.

Want ik had geenszins aan God geraakt, maar een God die zich laat aanraken is geen God meer noch als hij gehoorzaamt aan het gebed. En voor de eerste keer besefte ik dat de grootheid van het gebed vooral gelegen is in het feit dat het geen antwoord ontvangt en dat het afzichtelijke van ruilhandel geen enkele rol speelt in deze uitwisseling. En dat de leerschool van het gebed de leerschool is van de stilte. En dat de liefde pas daar begint waar er geen gave meer te verwachten is. De liefde is vooral oefening van het gebed en het gebed oefening van de stilte.

Verwar de liefde niet met de waanzin van het bezit, dat het ergste lijden met zich meebrengt. Want, in tegenstelling tot de algemene mening, doet de liefde niet lijden. Maar de drift tot eigendom, die het tegendeel is van de liefde, doet lijden... De waarachtige liefde begint daar waar je niets meer terugverwacht. En als de oefening van het gebed zo belangrijk lijkt te zijn om aan de mens de liefde voor de mensen te onderwijzen, dan is dat vooral omdat het gebed geen antwoord ontvangt. Dankzij het stilzwijgen van God is het gebed een oefening van de liefde...Ik herken de waarachtige liefde hieraan dat zij niet gekwetst kan worden...

Je zult dus geen teken ontvangen, maar het teken van de goddelijkheid is de stilte zelf. En de stenen weten niets van de tempel die zij vormen en kunnen er ook niets van weten. Noch het stuk schors van de boom die het samen met andere stukken vormt... Noch jij van God. Want dan zou de tempel aan de steen moeten verschijnen. Of de boom aan de schors. Maar de steen kent geen taal om dit in zich op te nemen. Dit was mijn ontdekking na mijn reis naar God. Altijd alleen, in mijzelf besloten, tegenover mijzelf. En ik heb geen hoop om door mijzelf uit mijn eenzaamheid te geraken. De steen kan niet verwachten iets anders dan steen te zijn. Maar door samenwerking voegt zij zich en wordt tempel... En zij die van God een teken verwachten, maken van hem een spiegelbeeld, waarin zij slechts zichzelf ontdekken. Maar door mij aan mijn volk te binden verkrijg ik een warmte die mij verandert... En dit is dan een teken van God. Want als de stilte er eenmaal is, dan is dat zo voor alle stenen".

Dus ikzelf ben, buiten elke gemeenschap, niet iets wat meetelt en wat mij voldoening geven kan... Er bestaat geen goddelijke amnestie die je het worden bespaart. Je zult langzaam gevormd worden door je daden. Want de mens, zie je, heeft veel tijd nodig om geboren te worden. Waar is de bezielende liefde die mij voor de dood schadeloos zal stellen? Men sterft voor een huis. Niet voor muren of voorwerpen. Men sterft voor een kathedraal. Niet voor stenen. Men sterft voor een volk. Niet voor een grote mensenmassa. Men sterft uit liefde voor de Mens, wanneer deze de sleutel is tot een Gemeenschap. Men sterft alleen voor datgene waarvoor men kan leven... Men moet geven voordat men kan ontvangen, en bouwen voordat men kan wonen... Om te kunnen liefhebben moet men met een offer beginnen. Later kan de liefde andere offers vragen en deze aanwenden tot het behalen van grote overwinningen. Maar de mens moet altijd zelf de eerste stap zetten. Hij moet geboren worden alvorens hij in volheid bestaan kan...

Het bovenstaande komt nog dichter bij wanneer we zien hoezeer het zijn wortels vindt in de persoonlijke ervaringen van de schrijver die verschillende keren met een defect vliegtuig in de woestijn terechtkwam, waarbij er nauwelijks uitzicht op redding was. Ook daarover heeft hij geschreven op een wijze, waarin liefde en de ander centraal staan. Maar dan blijkt zijn betrokkenheid op de ander zo concreet en zo direct, dat vooral zijn herinneringen daaraan voor mij de diepste eigentijdse verwoording zijn gebleven van de eerste gelofte van de bodhisattva. Nogmaals: het zijn vooral deze teksten, die de eerste gelofte voor mij levend houden, telkens wanneer ik mijn eigen innerlijke verlamming en schijnbare onmacht moet doorbreken. Ze helpen me om toch verder te gaan, zonder richtingwijzers, zonder houvast, met enkel en alleen "het geloof van het eigen hart" zoals Dostojewsky het noemt, of "het woord uit het hart” waarmee de Hartsoetra eindigt wanneer het ons oproept tot dat indringende gate gate.

De Saint-Exupery verwoordt dit gate, gate bijna letterlijk waar hij schrijft: "Doe een stap, de redding is een eerste stap te doen. En elke nieuwe stap is weer de eerste". De Saint-Exupery schrijft hoe hij midden in de verlatenheid van de woestijn - en dat is niet alleen het eindeloze zand om hem heen maar ook zijn innerlijke leegte - het hulpgeroep hoort van alle anderen. Plotseling dringt de smekende uitdrukking tot hem door in al die andere ogen: de ogen van zijn vrouw, van zijn vrienden, van heel de mensheid. Als er één tekst is waarin het beeld van Kwan Yin, van Haar die luistert naar de noodkreten, voor mij dichterbij gekomen is, dan zijn het de woorden die De Saint-Exupery kiest om deze plotselinge ontdekking midden in de woestijn uit te drukken. Die stemmen en blikken dringen tot hem precies dan door, als hij op het punt staat het af te laten weten, de drang voelt om alles op te geven.

Tegelijk met het horen van de noodkreten voltrekt zich in hem, als door een wonder, de ommekeer. Juist toen hij in de diepste wanhoop leek weggezonken leerde hij 'die diepste vrede kennen, die volheid des harten die nooit meer weggenomen kan worden en die onze meest wezenlijke nood bevredigt Het was de ervaring van een onmogelijk lijkend geluk onder de sterrenhemel, een diepste innerlijke bevrijding, een opnieuw geboren worden, terwijl hij bedolven lag onder het zand, verschroeid werd door de dorst en het einde nabij leek. Daar doet hij tenslotte de ontdekking die weergegeven wordt in de woorden: "Waar is de bezielende liefde, die mij voor de dood schadeloos zal stellen?" Hieronder volgen de fragmenten uit zijn werk die daarop betrekking hebben. Hij beschrijft er de uitzichtloze tocht door de woestijn die hij samen met zijn copiloot Prevot moest maken. Dit getuigenis spreekt zozeer voor zich dat ik daaraan niets meer toevoegen wil.

De vragen waarmee de Saint-Exupery besluit zijn, precies als de vraag waarmee we begonnen: "Waar is de bezielende liefde die mij voor de dood schadeloos kan stellen?" voor ons allemaal de fundamentele koan, niet voor een enkele keer maarvoor ons hele leven. Het zijn die vragen waarmee we het best kunnen eindigen.

"Gisteren liep ik voort zonder enige hoop te hebben. Vandaag hebben die woorden hun betekenis verloren. Vandaag lopen wij omdat wij lopen... Ik voel niets meer in mij behalve een grote dorheid van hart. Ik zal straks neervallen en ik ben daar niet wanhopig over. Ik heb zelfs geen verdriet... Ik lag daar en dacht na over de omstandigheden waarin ik mij bevond verdood in de woestijn, onbeschut tussen het zand en de sterren, omringd door gevaren, verwijderd va de polen van mijn leven door een te grote stilte... Hier, waar ik mij bevond, bezat ik niets meer Ik was een sterveling, die tussen zand en sterren was verdwaald...

Ik heb gedaan wat ik kon. Wij hebben gedaan wat wij konden. Zestig kilometen bijna zonder drinken. Nu hebben wij niets meer te drinken...
Prevot schreit. Ik klop hem op zijn schouder: Ik zeg, om hem te troosten: - Als het met ons gedaan is, nu, dan is het met ons gedaan...
Hij antwoordt: - Als je soms denkt dat ik om mezelf schrei... '
Als je soms denkt dat ik om mezelf schrei...' Ja, dat is waar, dat is wel onverdraaglijk. Iedere keer dat ik die ogen, die op me wachten, weer voor me zie, voel ik een schroeiende pijn. Dan overvalt me plotseling het wilde verlangen om op te staan en recht voor me uit te snellen.

Daarginds roept men om hulp, daarginds lijdt men schipbreuk! De rollen zijn op een vreemde wijze omgekeerd. Maar eigenlijk had ik steeds al gedacht dat het zo was. Toch had ik Prevot nodig om me daarvan helemaal te overtuigen. En Prevot zal evenmin die angstige benauwing kennen voor de dood waarover men altijd weer spreekt. Er is iets anders wat hij niet kan verdragen, en ik kan het evenmin.

Oh, ik kan mij er heel goed in schikken nu in te slapen, in te slapen voor een nacht of voor eeuwen. Als ik inslaap, weet ik het verschil niet. En dan, wat een vrede! Maar die kreten die men ginds zal uiten, dat gloeiende vuur van de wanhoop...daar kan ik niet aan denken. Die ramp kan ik niet rustig aanzien! Iedere seconde dat ik zwijg brengt degene die ik liefheb nader tot de dood. Een grote woede komt in mij op. Waarom verhinderen mij deze ketens om op tijd te komen? En degenen bij te staan die verdrinken? Waarom draagt ons vuur onze roepstem niet door tot aan het einde van de wereld?

Geduld... ! Wij komen...l Wij komen.... ! Wij zijn de redders... !

Alleen de mensen beschikken over dit vuur. Laten we daar dus mee antwoorden! Ik zie de ogen van mijn vrouw weer voor me. Ik zal nooit iets anders meer zien dan die ogen. Zij kijken mij vragend aan. Ik zie de ogen weer van al degenen die, misschien, van mij houden. Ook die ogen kijken mij vragend aan. Een hele kring van blikken verwijt mij mijn stilzwijgen. Ik antwoord! Ik antwoord! Ik antwoord uit alle macht. Ik kan geen stralender vlam in de nacht ontsteken!

Je redding is een stap te doen. En dan nog een stap. En elke stap is weer de eerste...

Een keer temeer heb ik een waarheid benaderd die ik niet begrepen had. Ik heb mezelf verloren gewaand, ik dacht dat ik tot de diepste wanhoop was weggezonken, en toen ik eenmaal van alles afstand had gedaan, heb ik de vrede leren kennen... Niets is dan meer in staat dit gevoel van volheid des harten weg te nemen, een gevoel dat ik weet niet welke ongekende wezenlijke behoefte bevredigt... Hoe kunnen we dit soort bevrijding in ons bevorderen? Alles is tegenstrijdig bij de mens, dat weten we... Wij kunnen het wezenlijke niet voorzien. Ieder van ons heeft de innigste vreugden beleefd daar waar niets ze hem deed verwachten... Weten wij iets meer dan dat er onbekende omstandigheden zijn die ons vruchtbaar maken? Waar ligt de waarheid van de mens?"


De citaten uit het werk van De Saint-Exupery zijn door mij geciteerd uit het genoemde boek van Hein Blommestijn: Tot op de bodem van het niets. Uitgeverij Kok Altiora, Kampen Averbode. Blz. 80 t/m 102.