De Mens en zijn Engel
De mens en zijn engel
Daniël van Egmond
Het is geen grootse meeslepende God die wij in deze cultuur van de Heilige hebben gemaakt. De moderne mens heeft God, de Heilige, teruggebracht tot een vage energie, een Iets waar je geen relatie mee aan kunt gaan. Zover weg is deze God, zo abstract dat we Hem/Haar eigenlijk tot niets hebben gereduceerd. Maar de Heilige is zo nabij als onze hartenklop; wij zijn het die daarvan niets willen weten. Door meditatie en gebed is het voor iedereen mogelijk om de Heilige te verstaan en zich verstaanbaar te maken.
In de meeste culturen staat de verborgen Godheid en de mens te ver uit elkaar. Een persoonlijke relatie wordt daarom vaak kenbaar door middel van de lagere goden, ofwel de engelen.
Zie: Hoofdstuk 1
Ga naar: Uitgeverij Nachtwind
Fragment Hoofdstuk 1
De vraag naar wat engelen zijn of naar wie engelen zijn, is alleen te beantwoorden als je ook de vraag stelt naar wat de mens is en wie de mens is. Als de mens uitsluitend een biologisch organisme zou zijn en de werkelijkheid waarin wij leven zou uitsluitend materieel van aard zijn, dan zouden wij ons niet druk hoeven te maken over engelen; die bestaan dan gewoon niet. In dat geval zou hooguit het woord ‘engel’ kunnen worden vertaald met ‘boodschapper’, en zou de postbode, of andere mensen die het goede of slechte nieuws komen brengen, een engel zijn geworden.
Dat kan – het is in sommige talen gebruikelijk –, want engel betekent boodschapper. Wanneer we echter serieus willen nemen dat met engelen vaak wezens bedoeld worden die misschien wel een lichaam hebben, maar geen fysiek lichaam, dan moeten we ook serieus nemen dat de wereld zoals wij die waarnemen met onze zintuigen, slechts een beperkt gedeelte is van wat we werkelijkheid mogen, of moeten, noemen. De werkelijkheid laat zich dan zien als een veel complexere werkelijkheid. Traditioneel wordt deze complexere werkelijkheid verdeeld in termen van werelden, hemelen en aarden. In meervoud; bijvoorbeeld in zeven hemelen en zeven aarden. Over engelen spreken is alleen zinvol tegen de achtergrond van zo’n wereldbeeld, een beeld waarin de werkelijkheid uit verschillende niveaus bestaat.
Nog een opmerking vooraf. In de verschillende tradities zien we dat engelen, boodschappers, meestal in verband worden gebracht met iets dat in onze westerse, christelijke traditie vaak God genoemd wordt, maar die ik liever het Heilige of de Heilige wil noemen. Ik doe dat om een aantal redenen. Allereerst omdat het of de Heilige zowel mannelijk als vrouwelijk kan zijn, zodat de associatie ‘God is een man’ niet vanzelfsprekend opkomt. Daarnaast is voor mij het onderscheid tussen het Heilige en de Heilige erg belangrijk, zoals verderop in dit boek nog zal blijken. In het eerste geval gaat het dan om het Goddelijke dat elk begrip en elk beeld overstijgt, terwijl de Heilige een concrete manier is waarop het Heilige binnen ons bewustzijn onthuld kan worden. In verschillende tradities worden engelen als boodschappers gezien. Ze worden gezien als wezens die het of de Heilige op één of andere wijze dichter bij ons brengen. Wanneer wij engelen serieus willen nemen en engelen willen begrijpen, brengt dat daarom mee dat we ook iets moeten begrijpen over het of de Heilige. Het bestaan van engelen veronderstelt daarmee niet alleen een werkelijkheid die uit verschillende niveaus bestaat, maar veronderstelt ook het bestaan van het of de Heilige. Daarnaast veronderstelt het bestaan van engelen natuurlijk ook het bestaan van de mens, want het is de mens aan wie de engelen een boodschap plegen over te brengen.
Er zijn verschillende mogelijkheden om te onderzoeken wat engelen zijn. Oude verhalen waarin over engelen wordt gesproken, zijn bijvoorbeeld een bron. Binnen de christelijke traditie neem je daarvoor de Bijbel. Nauwkeurig bezien, blijkt in het Oude Testament vrij veel over engelen verteld te worden; evenzo in het Nieuwe Testament. Het is echter de vraag of daarmee een behoorlijk beeld van engelen te verkrijgen is, want het zijn verhalen en beelden die binnen een vrij beperkte context zijn ontstaan. Ruimer gezien, valt te ontdekken dat zowel in het jodendom als in de islam – waar we ze vanwege de verwantschap met het christendom wellicht al verwachtten – er vergelijkbare wezens zijn die erg sterk doen denken aan wat wij engelen noemen. Maar we vinden ze bijvoorbeeld ook in het hindoeïsme, in het boeddhisme en bij de Azteken in Latijns-Amerika, en verder nog in vele andere culturen en religies. Met andere woorden, om het verschijnsel engel te begrijpen, zal het goed zijn ook te luisteren naar die andere culturen. Dat is wat ik in dit boek beoog te doen.
Wat ik beoog, is duidelijk te maken wie of wat engelen zijn, en wat hun relatie is tot de mens. En in het uitleggen van wie of wat engelen zijn, zal ik meteen moeten verhelderen hoe het dan zit met de werelden, en wie de mens, wijzelf, dan precies zijn en wie de Heilige is. Het kan niet los van elkaar gezien worden. Engelen zijn niet los te maken uit die context.
Mijn interesse in wat engelen voor ons betekenen, komt voort uit mijn overtuiging dat het accepteren van het bestaan van engelen, juist in onze tijd, belangrijker is dan ooit. Waarom ik dat vind, zal in de loop van dit boek blijken. Uiteindelijk streef ik ernaar de betekenis van engelen voor onze tijd voor het voetlicht te brengen. Daarom zal ik er vooral voor kiezen verhalen te vertellen die samenhangen met de joodse, de christelijke en de islamitische traditie, omdat daar die engelengestalte voor ons, cultureel gezien, het meest nabij is. Maar het christendom, het jodendom en de islam zijn niet uit het niets ontstaan. Daarom wil ik ook kijken naar de vroegste geschiedenis van de mensheid, maar zal me daarbij beperken tot het MiddenOosten en tot Europa. Ik zal me niet bezighouden met bijvoorbeeld Latijns-Amerika, hoewel het een uiterst fascinerende excursie zou zijn om ook naar die cultuur en die religies te kijken, maar dan overspeel ik mijn hand. Ik moet mij noodzakelijkerwijze beperken.
Traditie en geschiedenis
Er schuilt een gevaar in de manier waarop ik mijn verhaal over de engelen zal vertellen. Ik zal namelijk beginnen bij Egypte. Ik doe dat omdat in Egypte drieduizend jaar voor onze jaartelling een cultuur en een religie bestonden waarin engelen een uiterst belangrijke rol spelen. Bovendien hebben wij sporen van die meer dan vijfduizend jaar oude Egyptische beschaving, die helder genoeg zijn om ons een beeld te geven van wat men mogelijkerwijs beleefd heeft. Verder zullen we zien dat vanuit de Egyptische traditie een bepaalde invloed is uitgegaan naar de omringende landen, en uiteindelijk ook naar het jodendom, het christendom en de islam. Daarnaast zullen we kijken naar de oude Sumerische beschaving. Dit zijn niet alleen allemaal beschavingen waarin engelen een belangrijke rol spelen, maar ook beschavingen die invloed hebben uitgeoefend op het ontstaan van het jodendom, het christendom en de islam.
Maar nu het gevaar. Het gevaar is dat u leest dat er ooit in Egypte een beschaving is geweest die, ongetwijfeld via tussenstapjes, uiteindelijk het ontstaan van het jodendom heeft beïnvloed. En dat wat het jodendom ons over engelen te vertellen heeft, dus uiteindelijk uit Egypte stamt. En dat wat christenen over engelen weten, evenzo uit Egypte moet stammen, want het jodendom is immers weer de bron van het christendom. Zo krijg je een prachtig verhaal over de ontwikkelingsgeschiedenis van onze cultuur: ooit was er een soort oerbeschaving, de Egyptische, en uiteindelijk dragen wij daar nog de vruchten van. Dat is echter een uiterst moderne manier van kijken naar de ontwikkeling van wat je religies zou kunnen noemen. Het is echter een volstrekt verkeerde manier, want het is volstrekt in strijd met het verschijnsel religie.
Wat ik met enige nadruk wil voorkomen – en ik zal daar nog regelmatig op terugkomen –, is dat u mijn verhaal verstaat in termen van een ontwikkelingsverhaal; als een verhaal over hoe religie is ontstaan, of als een verhaal over hoe het verschijnsel engel zich in de loop van de tijd heeft ontvouwd. Mijn verhaal heeft een andere bedoeling en ook een ander uitgangspunt. Het uitgangspunt is dat in alle grote culturen, geen enkele uitgezonderd, er vele mensen zijn en vele hebben bestaan die ervaringen hebben gehad van engelen, van het of de Heilige en van een verschijnsel als het voortbestaan na de dood. Die ervaringen hebben zij uitgedrukt in de symbolen en in de taal van hun tijd. Met andere woorden, de manier waarop die ervaringen onder woorden zijn gebracht, is kenmerkend voor een bepaalde historische periode en voor een bepaalde cultuurkring.
In een andere periode van de geschiedenis dan die van de Egyptische beschaving, bijvoorbeeld in het jodendom zo’n vijftienhonderd jaar later, waren er ook vele mensen die vanuit eigen ervaring over engelen konden spreken. Zij hadden engelen ervaren. Er waren mensen die vanuit hun eigen ervaringen over de Heilige konden spreken, omdat zij de Heilige hadden ervaren. En er waren mensen die op grond van eigen ervaring over de doden konden spreken, want die hadden ze ervaren. Maar de wijze waarop ze datgene wat ze ervaren hadden, onder woorden brachten en in symbolen tot uitdrukking brachten, hing af van hun culturele omstandigheden, van de taal die ze spraken en van de symbolen die ze al tot hun beschikking hadden. Enkele van die symbolen en enkele van die inzichten waren inderdaad afkomstig uit omringende culturen.
Ik beoog duidelijk te maken dat engelen werkelijkheden zijn, dat dit geen mooi sprookje is, maar dat ze er echt zijn. Ik beoog duidelijk te maken dat engelen ervaren kunnen worden. En dat engelen zo belangrijk zijn, dat wanneer engelen er niet waren, wij er niet zouden zijn. Het omgekeerde klopt ook: als wij er niet waren, zouden er ook geen engelen zijn. Dat moge in de loop van dit boek duidelijk worden. Engelen kunnen wij nu ervaren. Maar hoe wij ze kunnen ervaren, hangt af van onze huidige cultuur en van de symbolen, de beelden en de begrippen waarover wij de beschikking hebben. Dat is namelijk, als het ware, de vorm waarin zij zich kunnen uitdrukken. Als zij zich op een volkomen andere wijze zouden uitdrukken, zouden wij ze niet herkennen. We zouden ze dan zelfs misschien niet kunnen ervaren, want wij kunnen alleen dingen ervaren die passen binnen het denken of de verbeelding; kortom, binnen alle dingen die wij reeds weten.
Een aardig voorbeeld hiervan is hoe men bijvoorbeeld in de middeleeuwen de engelen afbeeldt, namelijk zoals de middeleeuwse mensen eruit zagen. Als u al die gezellige engelen op hun schilderijen ziet, dan ziet u dat ze als tijdgenoten worden voorgesteld; alleen hebben de engelen vleugels. Er zijn ook culturen waar engelen er soms bijna afschrikwekkend uitzien. Daar zien we dan ook dat we met een cultuur te maken hebben waar strijd en het vreeswekkende centraal staat, terwijl in onze Gouden Eeuw, toen het allemaal nog welvarend en gezellig was, die engelen niets afschrikwekkends hadden.
Met andere woorden, de wijze waarop engelen zich kunnen tonen, hangt af van de context waarin wij leven. Zij tonen zich en ze zijn werkelijk, maar de vorm waarin ze zich kunnen tonen, is mede bepaald door de geschiedenis. Daarom zou het ook onjuist zijn, te beweren dat onze verhalen over engelen afkomstig zijn uit het jodendom, en uiteindelijk afkomstig zijn uit Egypte; dat daar een historische lijn zou zijn. Neen, alleen bepaalde beelden zijn verwant.
Als ik een overeenkomst zie, bijvoorbeeld tussen hoe engelen binnen het christendom verschijnen en hoe ze in Egypte verschijnen, of in Sumerië of in Babylonië, dan is de verleiding groot om te zeggen dat er dan ook wel een historisch verband tussen hen zal bestaan. Maar ook dan moeten we voorzichtig zijn, want al die engelen hebben hun eigen kwaliteit. Dat er een overeenstemming is in hoe ze verschijnen in verschillende culturen, hangt niet alleen samen met het feit dat die culturen gegevens hebben uitgewisseld en hun verhalen aan elkaar hebben verteld, maar ook met het gegeven dat die engelen nu eenmaal die eigen kwaliteit hebben. Met andere woorden, wanneer ik concreet over engelengestalten ga spreken – ik zal met u onder anderen spreken over Michaël, Gabriël, Metatron en over de Tronen en de Heerschappijen –, dan is de vorm of de gestalte waarover ik vertel, een weefsel van de werkelijkheid. Het is een weefsel van hoe engelen zijn door hun eigen kwaliteiten én hoe ze zijn door voorstellingen die mede door historische omstandigheden zijn gevormd. Dat gewaad, die vorm, past die engel omdat die engel een kwaliteit heeft die precies te maken heeft met dat gewaad. Mijn uitgangspunt is dat alles wat bestaat, een weefsel is van veelkleurige ‘horizontale’ historische en omgevingsinvloeden én van invloeden die ik ‘verticaal’ noem en die behoren tot de niethistorische hogere niveaus van de werkelijkheid. Als we bijvoorbeeld naar de verhalen uit Egypte kijken, zoals ik in dit hoofdstuk gedeeltelijk zal doen, vinden we een aantal verhalen terug die kunnen helpen om het verschijnsel engel te begrijpen. Vervolgens zullen we kijken naar andere culturen, en langzaam maar zeker komen we zo bij het jodendom, het christendom en de islam. Dan zullen we zien dat er niet alleen allerlei verwantschappen zijn tussen die verhalen, maar ook verschillen. En juist die verschillen zijn belangrijk, want die geven allerlei andere facetten te zien van het verschijnsel engel.
Ik kan binnen het bestek van dit boek slechts een beperkt aantal verschillende verhalen verzamelen. Maar hoe meer verschillende verhalen er zijn, hoe meer perspectieven er belicht kunnen worden om het verschijnsel engel in zijn wezen te begrijpen. Dat is goed te vergelijken met het verschijnsel boom. Hoe meer verschillende bomen ik kan waarnemen, hoe meer ik het verschijnsel boom ga begrijpen. Hoe meer verschillende verhalen, beelden en symbolen ik van engelen leer begrijpen, hoe meer ik wakker word en inzicht krijg in wat het wezen, de essentie, van het verschijnsel engel genoemd kan worden. (Dit wordt de fenomenologische benadering genoemd.)
We gaan de geschiedenis door, beginnend bij drieduizend voor Christus, omdat ik hoop op die manier concrete beelden te krijgen die perspectief bieden op wat nou eigenlijk een engel is. Zodat we kunnen gaan begrijpen wie engelen zijn, of wat ze zijn en waarom ze belangrijk zijn. Tegelijkertijd moet ik, als ik over een engel spreek, het ook over verschillende werelden hebben. Ik moet het hebben over verschillende niveaus van werkelijkheid en over het of de Heilige én over de mens. Zo geeft de Egyptische mens en de Egyptische ervaring van het Heilige mij een perspectief op het verschijnsel mens en op het verschijnsel het Heilige. Door zo’n tocht door de geschiedenis, waarin elke periode een andere uitdrukking van werkelijkheid is, hoop ik dichter bij het mysterie van het wezen van de engel te komen. Dit wordt dus een historisch verhaal, maar er zit geen enkel ontwikkelingsverhaal achter. Er is geen sprake van een soort religieuze evolutie.
Lees verder