De Ontplooiing van de Innerlijke Mens

~Kees Voorhoeve

De 5e fase correspondeert met het mystieke hart, het centrum van ons wezen, vol van schoonheid en harmonie. De zon schijnt in dit Centrale Paleis in het midden van de Boom des Levens, in het midden van ons wezen. We hebben de macht van de persoonlijkheid losgelaten en de Ziel heeft zich volledig gemanifesteerd. We leven op een hemels niveau. In deze fase wordt gesproken over de mystieke dood, het sterven van ego en de opstanding van de Ziel. Het betekent letterlijk een omslag, metanoia, omkering: de Zielekracht is de grondtoon van ons leven geworden en de persoonlijkheid functioneert als een instrument volledig doorschijnend voor de Ziel. Er is evenwicht ontstaan en we treden naar voren als een brug tussen het hemelse en aardse. Hier komt de centrale functie van mystiek tot uitdrukking: we ontvangen het Licht van de Heilige en geven het door naar de wereld, licht brengend in de duisternis; we werken bewust mee aan het evenwicht in onszelf en de kosmos.

In de 6e fase vindt de laatste zuivering plaats. Weer is er sprake van een scheiding net als in de 2e fase maar dan op een dieper niveau van de innerlijke mens. Er heerst uiterste dualiteit. Het betreft een laatste poging tot verleiding. Hier vindt de scheiding plaats tussen het Hemelse en niet-hemelse, de laatste scheiding van het onzuivere. Aan de ene kant zijn we direct in contact met de Heilige, en aan de andere kant zijn we er volkomen van afgewend. Dan wordt er gesproken over Godverlatenheid. Nu is echt vertrouwen noodzakelijk willen we verenigd worden met de Heilige. Nu vraagt het om vol vertrouwen door te zetten en de Heilige in stilte te laten werken, volkomen dienstbaar aan het Mystieke Werk.

De 7e fase vormt de rustplaats van de Ziel. De verenging met de Heilige heeft zich voltrokken. De zeven fases van het regeneratieproces zijn tot uitdrukking gebracht. Het mystieke hart vormt nu de basis van integratie en eenwording. Het is een Godswording van de Mens, een transfiguratie, een gedaanteverandering, ‘niet 'ik' leef, maar Christus leeft in mij’, volledig doordrenkt van Goddelijke Liefde. Hoe wonderbaarlijk, hoe mysterieus, de mens is één geheel geworden.