Lou Reed, meditatie en muziek

Uniek gesprek Lou Reed on line

Zijn muziek, zijn meditatie én meewerken aan hersenonderzoek om een relatie te vinden tussen de invloed van muziek op ons denken en voelen. Deze onderwerpen stonden centraal in een nooit vertoond interview met Lou Reed van 30 januari 2008 in het Rubin Museum of Art in New York.

Rob Hogendoorn sprak met Reed in de cyclus Brainwave. Het museum startte deze serie gesprekken in 2008; de dialogen worden nog steeds gehouden. Doel is erachter te komen hoe onze hersenen zich een beeld van onze wereld vormen. Het gaat om een bewerking door Hogendoorn en René van der Linden van een vijf kwartier durende dialoog in het museum, mét publiek. Het Rubin Museum of Art heeft tot doel de ideeën, culturen en kunstvormen uit de Himalaya te promoten en te bestuderen. Shelley en Donald Rubin openden in 2004 het museum dat jaarlijks ongeveer 190.000 mensen trekt.

De opname is op 7 november 2013 via de site van het New Yorkse museum op het internet geplaatst. Lou Reed (2 maart 1942 – 27 oktober 2013) overleed aan complicaties na een levertransplantatie. De laatste 30 jaar was hij een gedisciplineerd beoefenaar van tai chi; hij was leerling van de Tibetaanse lama Mingyur Rinpoche.  

Zie video op YouTube


Uitverkocht
In het uitverkochte theater van het Rubin Museum in Manhattan deelde Lou Reed zijn gedachten over de Hudson River Wind Meditations met het publiek. Hij componeerde dit werk ‘ter ondersteuning van meditatie, tai chi, lichamelijke oefening, en als achtergrondmuziek voor het dagelijks leven – om zo de kakafonie van alledag te vervangen door nieuwe, geordende klanken van onvoorspelbare aard. Nieuwe klanken, ontdaan van vooropgezette ideeën’.
Tussen Reed en Hogendoorn ontspon zich een levendig gesprek waaraan het publiek actief deelnam. De discussie bewoog zich tussen de Hudson River Wind Meditations en Metal Machine Music, en tussen het onderzoeken van het innerlijk door middel van tai chi of boeddhistische meditatie en fMRI-scans van Reed’s Tibetaanse leraar Mingyur Rinpoche.

Componeren
Uit de dialoog van Brainwave rijst het beeld van de musicus Reed op die het creatieve proces van componeren niet kan en wil verklaren. Bijvoorbeeld over de muziek op de cd Hudson River Wind Meditations zegt hij: ‘Mensen vragen me altijd: hoe componeer je dit, wat is je methode? Die is er niet. Ik begrijp het proces totaal niet, ik weet niet hoe de muziek ontstaat’. Op de vraag of hij mee zou willen werken aan neurologisch onderzoek om te achterhalen hoe zijn hersens in dit opzicht werken, antwoordt Reed: ‘Ik denk dat liever musicus wil zijn’.

Tai chi
Lou Reed zegt in 2008 25 jaar aan tai chi te doen. Hij wilde niet in een sportschool belanden waarin hij op een loopband achter een wortel aan rent. Hij benadrukte dat hij tai chi langzaam doet. Te snel heeft geen effect, was zijn boodschap aan de toehoorders. Hij doet ook voor wat in zijn ogen de juiste zithouding is: rechtop. Wie onderuit gezakt mediteert, kan beter naar bed gaan en slapen, concludeert hij. Later in de dialoog is Lou Reed in meditatie te zien: rechtop zittend, ‘niet als een marinier want dat is stressvol’.

Hersenonderzoek
Reed en Hogendoorn staan bij de dialoog in het Rubin Museum langdurig stil bij vragen als: laat muziek de mens zich beter voelen? hoe dan? is het interessant voor een muzikant als jij te weten dat een neurowetenschapper je vertelt hoe jouw muziek dit doet? Reed beaamt dit laatste. Terughoudend is hij als hij gevraagd zou worden hieraan mee te werken. Bijvoorbeeld om een hersenscan te ondergaan. Reed: ‘Als Mingyur Rinpoche het vraagt, én hij me het geheim van het universum verklapt.’

Bron


Artikel: 

Lou Reed: Man vol leven 

Door Rob Hogendoorn 

Was Lou Reed († 27 oktober 2013) gelovig? Wie weet. Hoe dat ook zij: hij was vol inspiratie. Het sublieme, het lichaam, de geest bliezen Reed tot op het laatst nieuw leven in, en gaven het klank. Ze verleenden hem kracht, voedden zijn passie, maakten hem vrij: ’First came fire, then came light, then came feeling, then came sight’ (Finish Line, 1996). In zijn laatste interview, een paar weken voor zijn overlijden, zei hij: ’Muziek is mijn leven.’

Als dichter-musicus richtte Reed zich naar liefde en lust, extase en onwetendheid, afgrijzen en dood, bloed en verderf. Als kunstenaar kon hij tegen anderen opkijken. Als mens had hij ontzag voor schoonheid en licht, wijsheid en integriteit. Zijn toewijding aan meester Ren Guangyi en Mingyur Rinpoche was onbegrensd. Wijzen uit het Oosten die hem tai chi leerden, en boeddhistische meditatie. Lessen voor het leven. Dagelijkse praktijk, op het snijvlak van leven en dood. Reed had de ’beginner’s mind’. Anderen noemden hem een meester.

’Hij stierf zondagochtend, terwijl hij naar de bomen keek en zijn muzikantenhanden met de bekende tai chi in 21 vormen de lucht deden bewegen’, schreef Laurie Anderson, zijn vrouw en geestverwant. De ogen wijd open, verwondering op zijn gezicht. ’Als mediterenden waren we voorbereid’, voegt ze er in Rolling Stone aan toe. En: ’Volgens mij heeft de dood tot doel liefde vrij te geven.’

Reed gaf hoog op over mede-muzikanten. ’Toen we begonnen te spelen was het: Wow! Dit wordt wat. Mijn gitaar bovenop die van James en Kirk. De kans dat dát lukt–met drie gitaren–is zo goed als nul. Twee gitaren zo in elkaar laten grijpen is al bijna niet te doen. Toen ik op James begon in te spelen gingen we helemaal los–whoemp!” Reed loopt tegen de 70, hij heeft het over zijn samenwerking met Metallica en het album Lulu dat daaruit voortkomt.

Van ontluikend talent kon hij geen genoeg krijgen. Deze zomer ontdekte Reed het album Yeezus van Kanye West en schreef hij: ’Hij hoort duidelijk wat al deze stijlen met elkaar gemeen hebben; het hart ervan, dat wat ze met elkaar verbindt. Het is allemaal dezelfde shit–het is allemaal muziek–en daarom is hij zo goed. Laat wie van klank houdt luisteren naar wat hij te bieden heeft. Verheven en inspirerend.’

Het kostte Reed zelf ook weinig moeite een continuüm te ontwaren. In zijn laatste interview zei hij: ’Klank is iets anders dan geluid. Klank met orde is muziek.’ In zijn optiek lagen de composities Metal Machine Music en Hudson River Wind Meditations in elkaars verlengde. ’Geordende klanken van onvoorspelbare aard’, aldus de begeleidende tekst van het laatste album.

’Toen ik Metal Machine Music uitbracht zei criticus John Rockwell van de New York Times: ”Dit is echt een uitdaging.” Zoiets komt in mij niet op. Ik dacht zelf: “Wow, als je van gitaar houdt, dan is dit zuiver gitaarwerk, van begin tot eind, in al zijn vormen. En je zit niet aan een ritme vast.” Zo dacht ik. En dus niet: ”Luister hier maar eens naar. Ik daag jullie uit”,’ aldus Reed. Optredens van Reed’s Metal Machine Trio in 2008 werden aankondigd met: ’Geen liedjes’.

Dat jaar zei hij over de Hudson River Wind Meditations: ’Zo kun je ervoor zorgen dat je verwachtingen je niet in de weg zitten. Het bevrijdt je geest van ideeën als ”Waar is het couplet?”, ”Waar blijft het refrein?”, ”Waar is dit?”, ”Waar is dat?” Zo denken is hierbij onmogelijk, en dat vind ik geweldig. Tegelijk wilde ik niet dat de muziek de aandacht op zichzelf zou vestigen vanwege een atonaal karakter – omdat het lijkt alsof het vals klinkt. Ik zocht naar iets zonder toonsoort, want ook die verwachting kunnen we missen.’

Lou Reed zei dit tijdens een gesprek met mij voor Brainwave, een doorlopend programma van het Rubin Museum of Art in New York. Het uitbrengen van de Hudson River Wind Meditations gaf aanleiding tot een dialoog over muziek, meditatie en de plasticiteit van het brein. Die avond streed Reed’s zeldzame combinatie van plooibaarheid en kracht om voorrang met mijn wetenschappelijk gerichte neiging tot onderzoeken, analyseren en verklaren. Waarom werkt muziek eigenlijk? Hoe dan, precies? Dat Reed wars was van intellectuele prietpraat was duidelijk. Hij ging liever op zijn gevoel af dan op loze redeneringen.

West’s album Yeezus werkt, schreef hij, ’vanwege de schoonheid. Je houdt ervan, of niet, maar er is geen reden voor die schoonheid. Ik ken geen enkele muzikant die hierover gaat zitten nadenken. Of je deelt zijn gevoel, of niet. Zo niet, dan houdt het op, al analyseer je je suf.’

In zijn laatste interview merkte Reed op: ’Klanken zijn niet te verklaren. Klank is als licht. Wat is licht?’ En toch, zei hij, stellen wij ons al voor onze geboorte in op de klank van de natuur, de klank van liefde. ’Je vroegste herinnering aan klank moet de hartslag van je moeder zijn. Dat geldt voor iedereen. En dat is interessant: vanaf het formaat pinda groeide je op met ritme. Daarom houden we van: pfoeh, pfoeh, pfoeh. Zo simpel is het.’

Ons publiek in het Rubin Museum hield hij voor: ’De bas heeft een reden. Er is een reden waarom in clubs de bas en het voetpedaal van de drums voluit klinken. Ze ontbreken nooit, en dat heeft een reden: we hebben een lichaam, en juist die lichamelijkheid bezorgt ons plezier. Daarom ook dacht ik dat deze muziek je tijdens een meditatie moet onderdompelen in een cocon van vibrerende, pulserende bassen.’

Het lijkt alsof Reed zichzelf hier tegenspreekt. De tegenstelling verdwijnt echter zodra je beseft dat voor hem kunst, klank en beweging net zo goed ’dezelfde shit’ vormden. Het is allemaal leven. Of, zoals Neil Young uitriep: ‘It’s all one song.’ Het sublieme, het lichaam, en de geest: daarin krijgt liefde gestalte die wordt vrijgemaakt door de dood.

Bron