“Ik was een verborgen schat en wilde gekend worden”
© Kees Voorhoeve
In de soefi traditie, de mystieke stroming in de islam, wordt de Hadith
uitspraak over de verborgen schat aangehaald om de essentie van God en
de schepping weer te geven:
Ik was een verborgen schat en wilde gekend worden, daarom schiep ik de wereld.
Wat is de betekenis van deze prachtige mysterieuze uitspraak die toegeschreven wordt aan God, de Schepper en Bron van het Leven?
De verborgen schat is de eenheid van God, vol van liefde en waarheid. De
soefi’s spreken over ‘al-tawhid’, de goddelijke eenheid. De eenheid
wordt vooral bevestigd in de verklaring of ‘shahadah’: Er is geen God dan God, La Ilaha ill-Allah.
Deze fundamentele uitspraak, als een uitdrukking van diep vertrouwen,
geeft aan dat er niets buiten God aanwezig is, er bestaat geen positie
tegenover God, alles wat bestaat bevindt zich in de sfeer van de
goddelijke eenheid. Deze goddelijke realiteit vormt de basis van alles.
Eenheid betekent een absolute verbinding van alles wat bestaat. God
wordt in de islam onder andere de Ene genoemd of ‘Ahad’, de Ondeelbare
Ene en Eeuwige’. De eenheid of verbondenheid is goddelijke liefde of
verlangen, de verenigende kracht van God die werkelijk voldoening
schenkt en heel maakt. Deze verbindende kracht is tegelijkertijd vol van
betekenis. Liefde en eenheid betekenen waarheid. De goddelijke schat
kan door de mens gekend worden, dan is er sprake van kennis door
eenwording, ook wel gnosis genoemd of ‘ma'rifah’ in het Arabisch. De
eenheid van God is in essentie liefde èn waarheid. Zij zijn
onlosmakelijk met elkaar verbonden en kunnen zich aan de mens openbaren.
De mens kan door hen geraakt worden en dan ontvangen we inzicht,
verbondenheid, vertrouwen en zingeving.
Verborgen Verlangen
Voordat deze schat zich openbaart is hij verborgen. De verborgenheid
verwijst naar een niveau van vòòr de schepping. In de Oerbron is er nog
geen sprake van openbaring en manifestatie. Er is alleen maar liefde,
een overvloed van verlangen, zonder iets anders, een verlangen op
zichzelf. Dit verlangen is aanwezig, maar zonder onderscheid. Het is een
oneindige liefde, een oneindige schat. We kunnen het zien als een
oneindige cirkel zonder omtrek en middelpunt. Zo blijft het verlangen
verborgen als een onkenbare wil, ongrijpbaar. Tegelijkertijd heeft het
verlangen de drang om te scheppen, om zich uit te drukken, de wil om het
licht uit te stralen. Maar de verborgen schat is nog niet gekend, nog
niet gevonden. De Oerbron wil zich keren naar de schepping, maar er is
nog geen onderscheid, er is nog niets ontstaan, er is alleen maar
verlangen.