Uit: Mystiek van het Lijden
Door Daniël van Egmond
Waarom zouden we proberen om aan het leven te ontsnappen als het leven
ook liefde is en als alles wat er bestaat een theofanie is,
een verschijningsvorm van het Heilige? Ja, het lijden is inherent aan
het leven omdat de schepping zelf uit lijden voortkomt en omdat liefde
niet zonder lijden bestaat. Maar is dit een reden om ons uit de
schepping terug te trekken, terug naar een oorsprong die aan de
schepping voorafgaat? Is dat niet een beweging die tegengesteld is aan
de liefde en die daardoor misschien wel ons eigen lijden doet
verdwijnen, maar daarom nog niet het lijden in de wereld? Als liefde en
lijden, bestaan en lijden onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn,
betekent een terugkeer naar de oorsprong dus ook een afwijzing van
het geschenk van het leven en van de gift van de liefde. Dan impliceert
deze terugweg een afwijzing van alles wat waar, goed en schoon is en
daarmee ook alle vormen van menselijkheid. Ik beweer niet dat alle
vormen van boeddhisme de liefde afwijzen, want in het bodhisattva-ideaal
staat juist de liefde centraal. Dit ideaal houdt ons voor ogen dat we
moeten streven naar verlossing om juist in staat te zijn anderen te
helpen om tot verlossing te komen. Maar ook dan is de uiteindelijke
verlossing nog steeds een negatie van het bestaan, in plaats van een
transformatie of verheerlijking van het leven. Zo beschouwd bestaat er een fundamenteel onderscheid tussen de boeddhistische en de christelijke opvatting van de verlossing.
Lijden is inherent aan het bestaan. Daarmee worden we opnieuw
geconfronteerd met het mysterie van het lijden. Zowel in de joodse als
de christelijke kabbalah wordt op grond van mystieke ervaringen enig
licht geworpen op dit mysterie: Het Heilige, En Soph, de Ungrund of het
Goddelijke, is liefde, is verlangen om te geven. Daarom is er een
ander dan het Heilige nodig om die liefde te kunnen ontvangen, anders is
er geen sprake van echte liefde, van een echt geven. Daarom trekt het
Heilige zich terug om als het ware een ruimte te maken voor iets/iemand
anders dan Zij/Hijzelf. De almacht van het Heilige beperkt zich tot een
relatieve onmacht, zodat in de Ruimte het andere, de schepping,
kan ontstaan. Die schepping is een uitdrukking van de absolute liefde
van het Heilige en van Haar/Zijn vrijwillige onmacht. Daarom wordt er in
vele grote religieuze tradities verhaald dat de schepping het resultaat
is van een offer. We vinden dit bijvoorbeeld in vele mythen in het hindoeisme terug, maar ook in de uitspraak in de Bijbel dat de Zoon
het Lam is dat geslacht is sedert de grondlegging van de wereld
(Openbaring 13:8). Ook Jacob Boehme heeft in zijn geweldige mystieke
visioenen de verschrikkelijke barensweeën van de schepping ervaren. De
schepping gaat gepaard met pijn, met lijden en vooral met opoffering. Doordat het Heilige zich terugtrekt is er ruimte voor iets
anders dan Haar/Zijn almacht. Er is ruimte voor toeval en voor de vrije
wil van de mens. Er is ruimte voor liefde maar ook voor haat, voor geluk
maar ook voor ongeluk, voor vreugde maar ook voor pijn. De Heilige
d.w.z. het Heilige zoals Zij/Hij zich in de schepping kan uitdrukken-
is daarom niet almachtig maar wel absolute liefde. Als de natuur of als
mensen lijden, lijdt de Heilige met ons mee, aldus de ervaring van vele
mystici. Als het volk Israël in ballingschap gestuurd wordt, gaat de Shekinah -de aanwezigheid van de Heilige- met het volk mee.
De Zoon van
God -d.w.z. de Heilige die de Zoon van het Heilige is- legt al
zijn macht over hemel en aarde af om in de gestalte van een mens als
mens tussen de mensen tegenwoordig te zijn. Dit is zijn kenosis, zijn
ontlediging, die een centrale rol vervult in de christelijke mystiek:
Laat dan die gezindheid bij u zijn die ook in Christus Jezus was die, ofschoon hij de vorm van God had, het niet als een prijs beschouwde om gelijk aan God te zijn, maar zichzelf ontledigd heeft en de vorm van een dienstknecht heeft aangenomen en gelijk aan de mensen is geworden. Verschenen in een fysieke verschijningsvorm heeft hij zichzelf vernederd en werd hij onderworpen aan de dood, de dood van het kruis.
(Philippenzen 2: 5-8)
Doordat het Heilige zich ontledigt en zich opoffert, kan de Heilige en
de schepping van moment tot moment verschijnen. Doordat de Heilige zich
ontledigt door mens te worden en zich opoffert tot in de dood, gaat de
schepping niet aan kwaad en lijden ten onder, maar blijft zij van moment
tot moment met het goede, het ware en het schone verbonden, zodat zij
tot volheid, tot heerlijkheid kan komen. Het gaat er niet om dat we aan
het leven proberen te ontsnappen, maar dat we het leven met al het
lijden leren als een geschenk te accepteren. Dan kan er een
transformatie plaatsvinden waarin het leven dat lijden is, tot een
verheerlijkt leven wordt. Dat is de weg die de christelijke mystiek ons
wijst. Niet de gelukzaligheid van de hemel, noch de volstrekte
onthechting aan elk leven en lijden is het doel van deze weg. Nee, het
kruis is het centrale symbool van deze weg.
Lees artikel: Mystiek van het lijden