Vergankelijkheid

We zoeken naar bevrijding en luisteren naar inspirerende woorden van spirituele wegen, maar blijven ondertussen aan het leven gehecht. Wij blijven een diepgeworteld gevoel houden dat wij een persoonlijke afzonderlijke identiteit bezitten. Een soort substantie die we ‘ik’ noemen. Door de aanwezigheid van dit ik-besef negeren we de vergankelijkheid van het leven. Wij willen dat het leven doorgaat en liefst zo lang mogelijk. We bouwen kost wat kost een schijnwereld van zekerheid. We benaderen het leven vanuit onze eigen belangen. We beleven de persoonlijkheid niet meer als een masker waarachter onze spirituele essentie schuilgaat, maar wij zijn het masker zelf geworden.

De vergankelijkheid confronteert ons met onze vastgeroeste houding. Wij hebben een muur om ons heen gebouwd waar bezieling zich niet meer kan tonen. We hebben de ik-beleving verabsoluteerd. Dit materialistische perspectief werkt als een vicieuze cirkel. Alle energie gaat naar ons ik-besef en zorgt er zodoende voor dat de ik-gerichtheid in stand blijft en vaak nog eens versterkt wordt. Door ons op deze schijnwereld te fixeren, leven we in een bewustzijnsvernauwing. We zijn afwezig, niet wakker. We zijn niet tegenwoordig in onze levende ervaring. We ontkennen de universele wet van verandering en hebben daardoor geen bewust contact met de spirituele bron van het leven.

Regelmatig kunnen scheuren ontstaan in de schijnwereld van onze zekerheid. Op indringende momenten realiseren we dat doodgaan onvermijdelijk is omdat een dierbaar persoon overlijdt of dat we ons leven niet kunnen beheersen vanwege een conflict, ongeluk of ziekte. Dan blijkt dat de vergankelijkheid onlosmakelijk met het leven verbonden is.

Kees Voorhoeve

Uit: Vergankelijkheid