De Mystiek van het Lijden [2]

 © Daniël van Egmond

Het antwoord van Job 

In de Bijbel wordt het verhaal verteld over Job die zeer trouw was aan de Heilige en die in voorspoed en gezondheid leefde. Volgens Satan was Job alleen maar zo vroom omdat het hem zo goed ging. Hij beschouwde zijn geluk als een soort beloning voor zijn trouw. De Heilige meende echter dat Job niet uit berekening trouw was, maar uit liefde. Om dat aan te tonen gaf Hij Satan de vrije hand om Job op de proef te stellen, zolang hij Job maar in leven liet. Vanaf dat moment wordt Job het slachtoffer van het ene na het andere ongeluk. Hij verloor zijn bezittingen, al zijn kinderen stierven en uiteindelijk werd hij zelf overdekt met zweren:

Op zekere dag, toen zijn zonen en zijn
dochters aten en wijn dronken in het huis van
hun broeder, de eerstgeborene, kwam een bode
tot Job en zeide: De runderen waren aan het
ploegen en de ezelinnen dicht er bij aan het
grazen, toen de Sabeeërs een inval deden en ze
roofden; en de knechten sloegen zij met de
scherpte van het zwaard; ik alleen maar ben
ontkomen om het u aan te zeggen.

Terwijl deze nog sprak, kwam een
ander en zeide: Het vuur Gods viel van de
hemel en verbrandde de schapen en de knechten
en verteerde ze; ik alleen maar ben ontkomen
om het u aan te zeggen.
Terwijl deze nog sprak, kwam een
ander en zeide: De Chaldeeën hadden drie
benden gevormd, overvielen de kamelen en
roofden ze; en de knechten sloegen zij met de
scherpte van het zwaard; ik alleen maar ben
ontkomen om het u aan te zeggen.
Terwijl deze nog sprak, kwam een
ander en zeide: Uw zonen en uw dochters waren
aan het eten en wijn drinken in het huis van
hun broeder, de eerstgeborene, en zie, daar stak
een zware storm op van over de woestijn,
greep het huis bij de vier hoeken aan, en het
viel op de jonge mensen, zodat zij stierven; ik
alleen maar ben ontkomen om het u aan te
zeggen.
Toen stond Job op, scheurde zijn mantel
en schoor zijn hoofd; daarop wierp hij zich
ter aarde en zeide: Naakt ben ik uit de schoot
van mijn moeder gekomen, naakt zal ik daarheen
wederkeren. De Here heeft gegeven, de
Here heeft genomen, de naam van de Heer zij
geloofd...
[Toen sloeg Satan] Job met boze zweren,
van zijn voetzool af tot zijn hoofdschedel
toe. En hij nam een potscherf om zich daarmee
te krabben, terwijl hij neerzat in de as. Toen
zeide zijn vrouw: Volhardt gij nog in uw
vroomheid? Zeg God vaarwel en sterf! Maar
hij zeide tot haar: Zoals een zottin spreekt,
spreekt ook gij: zouden wij het goede van God
aannemen en het kwade niet? (Job, 1: 13 - 21; 2: 7 - 10)

Vervolgens vertelt het verhaal ons hoe Job's vrienden proberen zijn lijden een zin te geven. Deze pogingen tot verklaring zijn hoogst actueel, want al hun oplossingen komen wij nog steeds tegen wanneer wij met het mysterie van het lijden worden geconfronteerd.

Volgens de een is God onrechtvaardig; dus lijden we voor niets. Dit godsbeeld doet denken aan dat van de oude Grieken. De goden verblijven ver verheven van het gewone aardse bestaan op de berg Olympus. Zij houden zich zelden of nooit met de mensheid bezig, tenzij zij door haar in hun eigen belangen geschaad dreigen te worden. Ja, soms veroorzaken zij zelfs het lijden wanneer ze ingrijpen in het menselijke bestaan om hun eigen behoeften te bevredigen. In dat geval is er zeker sprake van onrechtvaardige goden.

Een ander is er van overtuigd dat Job een grote zonde heeft begaan, want anders zou al dit ongeluk hem niet gebeuren. Deze opvatting komen we maar al te vaak binnen de verschillende christelijke stromingen tegen. En zoals ik hierboven heb aangegeven, is dit ook een opvatting die we bij sommige aanhangers van de reïncarnatiegedachte vinden. Alleen is bij hen God vervangen door een abstracte wetmatigheid.

Volgens een derde reactie is het lijden volstrekt onbegrijpelijk en daarom heeft het geen zin om naar het doel of naar een oorzaak van het lijden te zoeken. Er is geen enkele troost voor het afschuwelijke lijden dat Job ondergaat. Deze positie kan tot een vervloeking van het eigen bestaan leiden: Het leven is volstrekt zinloos en onrechtvaardig, ja de zondaren in deze wereld leiden een goed leven, terwijl de
onschuldige maar al te vaak in erbarmelijke omstandigheden verkeert. Deze nihilistische conclusie kan ons er toe brengen om de oplossing van de Boeddha te aanvaarden: Het enige wat er nog voor ons op zit is een weg te zoeken om aan het leven zelf te ontsnappen.