~Douglas Harding
Het leven draait om bewustzijn. Dat is tenminste waar ik mijn leven graag om zou laten draaien.
Aan het einde ervan wil ik in staat zijn om oprecht te zeggen
dat ik bewust was – wakker, aandachtig voor wat zich voordoet, niet
dromend of ‘uit eten’.
Ik bedoel natuurlijk niet de hele tijd bewust, maar dikwijls, in
toenemende mate, naar best vermogen. Uiteraard heb ik graag aangename
gevoelens, geniet van piekervaringen als ze zich voordoen, duik
misschien zelfs in mystieke werelden. Maar als ze niet het ervaren
omvatten van wie al dit soort snoepjes ontvangt, dan zijn ze een soort
val in onbewustzijn en (op zijn best) aangename vakanties, weg van de
hoofdtaak van mijn leven – namelijk echt bewust zijn. Dat wil zeggen
zelf-bewust en uiteindelijk Zelf-bewust.
Dat waren mijn eerste bedenkingen toen ik hoorde van AWARE
(‘BEWUST’, de naam van het tijdschrift dat dit artikel eerst
publiceerde). Ik werd herinnerd aan die praatzieke vogels in ‘Eiland’
van Aldous Huxley, die de woudloper deden schrikken door zonder ophouden
‘Aandacht!’ uit te krijsen. Ze waren onder Boeddhistische invloed
gekomen. En hun boodschap staat inderdaad centraal in die religie.
Mindfulness, of aandacht, of bewustzijn vormt het hart van het
Boeddhisme. Het is niet alleen het pad naar verlichting, maar
verlichting zelf – die “toestand” die beschreven zou kunnen worden als
volledig bewustzijn.
Bewustzijn van wat precies?
Het object of de inhoud van
bewustzijn doet er net zo veel toe als zijn intensiteit of
standvastigheid. Welke monnik in een geel kleed zou meer mindful (minder
afwezig) kunnen zijn dan de lijster die op dit moment een worm uit mijn
grasveld trekt? Welke heilige man kan meer op één ding gericht worden
dan hij was als kind, met de bal spelend op het gras? Het opgaan van
vogel en baby in wat er gebeurt is vrijwel volledig – zolang het duurt.
Maar geen van beiden is verlicht. Toegegeven, ze zijn niet
misleid, zoals de meeste van ons volwassenen de hele tijd. Anderzijds
zijn ze zeker niet zelf-bewust – zelfs niet in de beperkte mate dat wij
zelf-bewust zijn. (Die vogel ziet zijn aanwezigheid over het hoofd; de
wijze ziet zijn afwezigheid – een heel andere levenswijze, zoals we nu
voor onszelf zullen vaststellen.) En het kind en de vogel moeten we
zeker niet imiteren, zelfs als we wisten hoe.
Maar we lopen vooruit. Laat ons stap voor stap beginnen en meer
in detail de drie stadia onderscheiden in de ontwikkeling van bewustzijn
– stadia die in gelijke mate van toepassing zijn voor de evolutie van
de mensheid in het algemeen en van het individu in het bijzonder.
Zuiver voor het gemak zal ik deze stadia noemen: (1) Primitief
(ondermenselijk) bewustzijn, (2) Menselijk (gebrek aan) bewustzijn, en
(3) Verlicht (bovenmenselijk) bewustzijn.
Posts tonen met het label Douglas Harding. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Douglas Harding. Alle posts tonen
Ontdekken wie je bent
~Douglas Harding
1. Maak in een kaart een gat met de afmetingen van een hoofd en houd het voor je.
2. Zie hoe leeg dat gat is – en hoe vol van het tafereel. Zet het nu langzaam op tot je hoofd in het gat past. Of is het nog altijd leeg? Wat is er gebeurd met de randen van het gat?
3. Probeer het opnieuw op te zetten om zeker te zijn dat er, precies daar waar jij nu bent, deze grenzeloze leegte is die je kunt vullen met wat je maar wilt. Dit is WAT en WIE je bent!
Maar (zou je kunnen zeggen) ik kan mijn gezicht voelen.
Juist! Probeer je gezicht en hoofd overal te betasten en zie of je je ruimte kunt vullen met een gekleurd, ondoorzichtig, ingewikkeld, begrensd ding om in te leven. Is het donker, akelig, klein daarbinnen? Ben jij niet zo gezichtloos, transparant, open en ruim als altijd – met een heleboel gewaarwordingen van aanraking in de nabije gebieden van je ruimtelijkheid?
Maar (zou je verder kunnen gaan) ik kan niet alleen op mijn gezicht vertrouwen. Hoe zou je dit kunnen tonen aan een blinde man?
Sluit je ogen, laat je geheugen en verbeelding los en merk op of je nu enige grens hebt, in één of ander soort doos zit. Ben je niet eerder ruimte – stilte waarin deze geluiden zich voordoen, ruimte voor deze voorbijgaande gewaarwordingen van warmte, druk enzovoort, deze stroom van gevoelens en gedachten? Enkel ruimte of beschikbaarheid – maar nu bewust van zichzelf als dat!
De ui schillen
Maar (zou je kunnen zeggen) alle anderen kunnen zien dat er hier een menselijk wezen is.
Het hangt er allemaal van af hoe ver weg zij zijn. Gezien vanaf 1.000.000 lichtjaren verschijn jij als een sterrenstelsel (de Melkweg), van een afstand van 1 lichtjaar als een ster (het zonnestelsel), vanaf 100.000 km als een planeet (de Aarde), vanaf 3 meter als een mens, vanaf 1/100 mm als een cel. Nog dichterbij verschijn je als moleculen, atomen, deeltjes… Alleen jij kunt hun uiterlijk verhaal afmaken en jezelf zien vanaf 0 cm, als Niet-iets – en Hier is de centrale Realiteit, waarvan al die lokale zichten jouw verschijningen zijn.
Maar (zou je verder kunnen gaan) ik voel me een menselijk wezen.
Soms. Maar kan je je ook niet zo identificeren met je familie, je organisatie, land, soort, of planeet (in geval van een bedreiging vanuit de ruimte) dat je bereid bent te sterven (als man of vrouw) voor hen? En omarm je in je meest intense momenten het universum niet? Krimp je op andere momenten niet tot (bijvoorbeeld) een pijnlijke tand? Je neemt de verantwoordelijkheid voor – je wordt – zoveel van de wereld als je verkiest – want je bent hem al helemaal. Je gevoelens over jezelf zijn dus even elastisch en veranderlijk als je verschijningen. Waarvan zij verschijningen zijn verandert nooit.
Maar toch (dring je aan) behoor ik, fysiek, tot de menselijke laag van de ui.
Als zuiver menselijk lichaam besta je niet. Wat is dat lichaam zonder zijn onderstructuur van cellen, moleculen, atomen, deeltjes? Je kunt een nier missen, een long en alle vier je ledematen, maar wat als je Aarde en Zon weggenomen zouden worden? Het geheel van je lichaam is het Geheel. Wat je geest betreft, bestrijken je gedachten en gevoelens niet alle lagen van de ui – vanuit zijn lege kern?
Maar wat gebeurt er met persoonlijke relaties, liefde, alle communicatie, als ik verdwijn?
Kijk naar het gezicht van een vriend. Als je geheugen en verbeelding loslaat, is er dan, waar jij bent, iets waarmee je dat gezicht kunt buitensluiten? Of ben jij leeg voor hem of haar? Ben je niet open gemaakt, gemaakt om te verwelkomen, om lief te hebben?
1. Maak in een kaart een gat met de afmetingen van een hoofd en houd het voor je.
2. Zie hoe leeg dat gat is – en hoe vol van het tafereel. Zet het nu langzaam op tot je hoofd in het gat past. Of is het nog altijd leeg? Wat is er gebeurd met de randen van het gat?
3. Probeer het opnieuw op te zetten om zeker te zijn dat er, precies daar waar jij nu bent, deze grenzeloze leegte is die je kunt vullen met wat je maar wilt. Dit is WAT en WIE je bent!
Maar (zou je kunnen zeggen) ik kan mijn gezicht voelen.
Juist! Probeer je gezicht en hoofd overal te betasten en zie of je je ruimte kunt vullen met een gekleurd, ondoorzichtig, ingewikkeld, begrensd ding om in te leven. Is het donker, akelig, klein daarbinnen? Ben jij niet zo gezichtloos, transparant, open en ruim als altijd – met een heleboel gewaarwordingen van aanraking in de nabije gebieden van je ruimtelijkheid?
Maar (zou je verder kunnen gaan) ik kan niet alleen op mijn gezicht vertrouwen. Hoe zou je dit kunnen tonen aan een blinde man?
Sluit je ogen, laat je geheugen en verbeelding los en merk op of je nu enige grens hebt, in één of ander soort doos zit. Ben je niet eerder ruimte – stilte waarin deze geluiden zich voordoen, ruimte voor deze voorbijgaande gewaarwordingen van warmte, druk enzovoort, deze stroom van gevoelens en gedachten? Enkel ruimte of beschikbaarheid – maar nu bewust van zichzelf als dat!
De ui schillen
Maar (zou je kunnen zeggen) alle anderen kunnen zien dat er hier een menselijk wezen is.
Het hangt er allemaal van af hoe ver weg zij zijn. Gezien vanaf 1.000.000 lichtjaren verschijn jij als een sterrenstelsel (de Melkweg), van een afstand van 1 lichtjaar als een ster (het zonnestelsel), vanaf 100.000 km als een planeet (de Aarde), vanaf 3 meter als een mens, vanaf 1/100 mm als een cel. Nog dichterbij verschijn je als moleculen, atomen, deeltjes… Alleen jij kunt hun uiterlijk verhaal afmaken en jezelf zien vanaf 0 cm, als Niet-iets – en Hier is de centrale Realiteit, waarvan al die lokale zichten jouw verschijningen zijn.
Maar (zou je verder kunnen gaan) ik voel me een menselijk wezen.
Soms. Maar kan je je ook niet zo identificeren met je familie, je organisatie, land, soort, of planeet (in geval van een bedreiging vanuit de ruimte) dat je bereid bent te sterven (als man of vrouw) voor hen? En omarm je in je meest intense momenten het universum niet? Krimp je op andere momenten niet tot (bijvoorbeeld) een pijnlijke tand? Je neemt de verantwoordelijkheid voor – je wordt – zoveel van de wereld als je verkiest – want je bent hem al helemaal. Je gevoelens over jezelf zijn dus even elastisch en veranderlijk als je verschijningen. Waarvan zij verschijningen zijn verandert nooit.
Maar toch (dring je aan) behoor ik, fysiek, tot de menselijke laag van de ui.
Als zuiver menselijk lichaam besta je niet. Wat is dat lichaam zonder zijn onderstructuur van cellen, moleculen, atomen, deeltjes? Je kunt een nier missen, een long en alle vier je ledematen, maar wat als je Aarde en Zon weggenomen zouden worden? Het geheel van je lichaam is het Geheel. Wat je geest betreft, bestrijken je gedachten en gevoelens niet alle lagen van de ui – vanuit zijn lege kern?
Maar wat gebeurt er met persoonlijke relaties, liefde, alle communicatie, als ik verdwijn?
Kijk naar het gezicht van een vriend. Als je geheugen en verbeelding loslaat, is er dan, waar jij bent, iets waarmee je dat gezicht kunt buitensluiten? Of ben jij leeg voor hem of haar? Ben je niet open gemaakt, gemaakt om te verwelkomen, om lief te hebben?
Het Één-meter Pad
~Douglas Harding
Laat niet na deze reis te maken. Ze is de enige die telt. Ze voert je de hele weg, van hoe je eruit ziet naar wat je bent, namelijk Ruimte of Openheid of Bewustzijn, en zelfs voorbij Bewustzijn naar de onkenbare Afgrond waaruit Bewustzijn tijdloos voortkomt. Kortom ze begeleidt je naar Huis.
Het terrein van de religie is uitgestrekt en op plaatsen heel woest, maar het is zeker niet zonder wegen. Het bevat te veel wegen en paden, sommige als brede hoofdwegen en andere als nauwelijks te onderscheiden paadjes. Iedere religie, iedere sekte, ja iedere spirituele vernieuwer hakt een nieuwe route door de jungle, zet wegwijzers en doet een poging om een kaart te tekenen van de bochten en kronkels in de weg, van de vaste haltes of rustplaatsen, en geeft een of ander idee over de bestemming. Je kunt bijna zeggen dat religie bestaat uit deze paden, die elkaar kruisen of parallel lopen, hier samenkomen en daar uiteengaan, en die leiden naar... ja waar naartoe? Dat is de vraag.
Enkele eeuwen geleden bestond zelfs nauwelijks een ruwe schets
van dit hele grondgebied. De vergelijkende godsdienstwetenschappen en de
explosie van literatuur over 's werelds geloofsovertuigingen - eerst
wetenschappelijk en dan populair - het hele gebied bestrijkend, moest
nog komen. Sinds onheuglijke tijden was, voor bijna iedereen en op bijna
alle plaatsen, iemands religie eenvoudig de religie van zijn familie of
sociale groep. Er bestond in feite alleen deze ene en ware heilige weg.
Van andere religies en sekten, voor zover men erover gehoord had,
geloofde men dat zij nergens heen leidden, tenzij naar heel onheilige en
ongezonde gebieden aan het andere eind van de wereld.
Tegenwoordig is, voor een steeds groeiend aantal onder ons, het religieuze landschap op verre na niet meer zo scherp omlijnd en eenvoudig.
Een snelgroeiende en verbijsterende keuze aan wegen wordt ons aangeboden. Loop eens bij een goed voorziene boekhandel naar de afdeling religie en aanverwante onderwerpen en je zult zien wat ik bedoel. De moeilijkheid is dat, zolang je niet werkelijk gereisd hebt langs een van de vele hoofd- en bijwegen die tegenwoordig om je gunst wedijveren, je niet kunt weten waar hij heen leidt; en als je uiteindelijk toch het einde ervan haalt (na wie weet hoeveel jaren of decennia of zelfs levens - als je het ooit haalt) is het wellicht te laat om ook nog de andere te proberen. Als dat zo is, hoe zal jij dan ooit ontdekken welke jouw weg is, de juiste voor jou, leidend naar wat je hart wenst, naar de uiteindelijke waarheid, naar het einde van al je problemen? Allemaal heel verwarrend en frustrerend! Wat natuurlijk tegenwoordig gebeurt, is (vrees ik) dat je toevallig dat formidabele boek op de kop tikt, of terloops iemand ontmoet die deze wonderbare leraar kent, of je krijgt langs de post een folder over die bepaalde bijeenkomst. En zo start je bij toeval en bijna onverantwoord op een bepaalde weg. Je bent zorgvuldiger, onderzoekt beter en bent alerter bij het aanschaffen van een stuk keukengerief, laat staan van een nieuw pak kleren of van een huis!
Wat kan aan deze absurde stand van zaken gedaan worden? Is het te vermijden? Dit artikel tracht enkele bruikbare suggesties te maken.
Laat niet na deze reis te maken. Ze is de enige die telt. Ze voert je de hele weg, van hoe je eruit ziet naar wat je bent, namelijk Ruimte of Openheid of Bewustzijn, en zelfs voorbij Bewustzijn naar de onkenbare Afgrond waaruit Bewustzijn tijdloos voortkomt. Kortom ze begeleidt je naar Huis.
Het terrein van de religie is uitgestrekt en op plaatsen heel woest, maar het is zeker niet zonder wegen. Het bevat te veel wegen en paden, sommige als brede hoofdwegen en andere als nauwelijks te onderscheiden paadjes. Iedere religie, iedere sekte, ja iedere spirituele vernieuwer hakt een nieuwe route door de jungle, zet wegwijzers en doet een poging om een kaart te tekenen van de bochten en kronkels in de weg, van de vaste haltes of rustplaatsen, en geeft een of ander idee over de bestemming. Je kunt bijna zeggen dat religie bestaat uit deze paden, die elkaar kruisen of parallel lopen, hier samenkomen en daar uiteengaan, en die leiden naar... ja waar naartoe? Dat is de vraag.
![]() |
Douglas Harding |
Tegenwoordig is, voor een steeds groeiend aantal onder ons, het religieuze landschap op verre na niet meer zo scherp omlijnd en eenvoudig.
Een snelgroeiende en verbijsterende keuze aan wegen wordt ons aangeboden. Loop eens bij een goed voorziene boekhandel naar de afdeling religie en aanverwante onderwerpen en je zult zien wat ik bedoel. De moeilijkheid is dat, zolang je niet werkelijk gereisd hebt langs een van de vele hoofd- en bijwegen die tegenwoordig om je gunst wedijveren, je niet kunt weten waar hij heen leidt; en als je uiteindelijk toch het einde ervan haalt (na wie weet hoeveel jaren of decennia of zelfs levens - als je het ooit haalt) is het wellicht te laat om ook nog de andere te proberen. Als dat zo is, hoe zal jij dan ooit ontdekken welke jouw weg is, de juiste voor jou, leidend naar wat je hart wenst, naar de uiteindelijke waarheid, naar het einde van al je problemen? Allemaal heel verwarrend en frustrerend! Wat natuurlijk tegenwoordig gebeurt, is (vrees ik) dat je toevallig dat formidabele boek op de kop tikt, of terloops iemand ontmoet die deze wonderbare leraar kent, of je krijgt langs de post een folder over die bepaalde bijeenkomst. En zo start je bij toeval en bijna onverantwoord op een bepaalde weg. Je bent zorgvuldiger, onderzoekt beter en bent alerter bij het aanschaffen van een stuk keukengerief, laat staan van een nieuw pak kleren of van een huis!
Wat kan aan deze absurde stand van zaken gedaan worden? Is het te vermijden? Dit artikel tracht enkele bruikbare suggesties te maken.
On Being Aware
~D.E. Harding
Awareness is what life’s all about. At least, it’s what I’d like my life to be about. At the end of it I want to be able to say, truthfully, that I was aware - awake, attentive to what’s going on, not dreaming or ‘out to lunch’.
I don’t mean aware all the time of course, but often, increasingly, to the best of my ability. Naturally I like having lovely feelings, enjoying peak experiences when they arrive, perhaps even taking off into mystical realms. But when they don’t include experiencing who is in receipt of all such goodies, why then they’re a sort of lapse into unawareness and (at best) pleasant vacations from the main business of my life - namely being really aware. Which means self-aware, and ultimately Self-aware.
Such were my first reflections on hearing of AWARE [the name of the magazine that first printed this article]. I was reminded of those talkative birds in Aldous Huxley’s ‘Island’, who startled the forest-walker by squawking out “Attention!”, relentlessly. They had come under Buddhist influence. And indeed their message is central to that religion.
Mindfulness, or attention, or awareness lies at the heart of Buddhism. It’s not only the path to enlightenment, but enlightenment itself - that “state” which could be described as total awareness.
Awareness of precisely what?
Obviously not of just any old thing. The object or content of awareness matters as much as its intensity or steadiness. What yellow-robed monk could be more mindful (less absent-minded) than the thrush that at this moment is hauling a worm out of my lawn? What holy man can become more one-pointed than he was as an infant, playing with a ball on the grass? The absorption of bird and baby in what’s going on is just about total - while it lasts.
But neither is enlightened. True, it isn’t, like most of us grown-ups practically all the time, deluded. On the other hand it certainly isn’t self-aware - even to the limited extent that we’re self-aware. (That bird overlooks its presence; the sage sees his absence - a very different way of life, as we shall presently observe for ourselves.) And certainly the infant and the bird aren’t for imitating, even if we knew how.
But this is jumping ahead. Let’s proceed step by step, and distinguish in more detail the three stages in the development of awareness - stages which apply equally to the evolution of humanity in general, and of the individual in particular.
Simply for convenience I’ll call them: (1). Primitive (infrahuman) Awareness,
(2). Human (lack of) Awareness, and (3). Enlightened (suprahuman) Awareness.
Primitive (infrahuman) awareness
To the examples of the thrush with the worm and the baby with the ball, we could add the worm itself (before its fatal encounter with the thrush), patiently edging and nosing and fitting a fallen leaf into its hole. (How the dear thing does it with a body like that, is a miracle of dexterity - and attention. You or I would have a job, using all ten fingers!) And why not add the example of one of that gifted creature’s nerve cells (all unknowingly involved in that same delicate task of leaf-work) as it minds its own cellular business of attending to each incoming neural message and passing it on to the right quarters?
In fact, I’d go much further, and suggest that the inside story of each of the worm’s cells, and each of that cell’s molecules, and so down to whatever the ultimate units or building blocks of the “physical” world might be, is nothing else than awareness. Awareness of its companions, of its world. How otherwise could its responses to them be so accurate, appropriate or consistent? Each particle ‘knows’ its job to perfection and does it superbly: it takes in (note that expression) and adjusts minutely to the mass and position and motion of all the other particles, everywhere.
Now there’s awareness for you! No electron, no atom, no molecule, no cell, no bird, no animal is ever “out to lunch”, or found guilty of driving (or flying, or swimming, or creeping, or whatever its favoured mode of locomotion) without “due care and attention”. But my message isn’t addressed to that overwhelming majority of the universe’s citizens - the careful and conscientious sort who don’t need it - but to us cosmic delinquents and scatter-brains who need it badly. To the only absent-minded creatures in the known universe.
Awareness is what life’s all about. At least, it’s what I’d like my life to be about. At the end of it I want to be able to say, truthfully, that I was aware - awake, attentive to what’s going on, not dreaming or ‘out to lunch’.
I don’t mean aware all the time of course, but often, increasingly, to the best of my ability. Naturally I like having lovely feelings, enjoying peak experiences when they arrive, perhaps even taking off into mystical realms. But when they don’t include experiencing who is in receipt of all such goodies, why then they’re a sort of lapse into unawareness and (at best) pleasant vacations from the main business of my life - namely being really aware. Which means self-aware, and ultimately Self-aware.
Such were my first reflections on hearing of AWARE [the name of the magazine that first printed this article]. I was reminded of those talkative birds in Aldous Huxley’s ‘Island’, who startled the forest-walker by squawking out “Attention!”, relentlessly. They had come under Buddhist influence. And indeed their message is central to that religion.
Mindfulness, or attention, or awareness lies at the heart of Buddhism. It’s not only the path to enlightenment, but enlightenment itself - that “state” which could be described as total awareness.
Awareness of precisely what?
Obviously not of just any old thing. The object or content of awareness matters as much as its intensity or steadiness. What yellow-robed monk could be more mindful (less absent-minded) than the thrush that at this moment is hauling a worm out of my lawn? What holy man can become more one-pointed than he was as an infant, playing with a ball on the grass? The absorption of bird and baby in what’s going on is just about total - while it lasts.
But neither is enlightened. True, it isn’t, like most of us grown-ups practically all the time, deluded. On the other hand it certainly isn’t self-aware - even to the limited extent that we’re self-aware. (That bird overlooks its presence; the sage sees his absence - a very different way of life, as we shall presently observe for ourselves.) And certainly the infant and the bird aren’t for imitating, even if we knew how.
But this is jumping ahead. Let’s proceed step by step, and distinguish in more detail the three stages in the development of awareness - stages which apply equally to the evolution of humanity in general, and of the individual in particular.
Simply for convenience I’ll call them: (1). Primitive (infrahuman) Awareness,
(2). Human (lack of) Awareness, and (3). Enlightened (suprahuman) Awareness.
Primitive (infrahuman) awareness
To the examples of the thrush with the worm and the baby with the ball, we could add the worm itself (before its fatal encounter with the thrush), patiently edging and nosing and fitting a fallen leaf into its hole. (How the dear thing does it with a body like that, is a miracle of dexterity - and attention. You or I would have a job, using all ten fingers!) And why not add the example of one of that gifted creature’s nerve cells (all unknowingly involved in that same delicate task of leaf-work) as it minds its own cellular business of attending to each incoming neural message and passing it on to the right quarters?
In fact, I’d go much further, and suggest that the inside story of each of the worm’s cells, and each of that cell’s molecules, and so down to whatever the ultimate units or building blocks of the “physical” world might be, is nothing else than awareness. Awareness of its companions, of its world. How otherwise could its responses to them be so accurate, appropriate or consistent? Each particle ‘knows’ its job to perfection and does it superbly: it takes in (note that expression) and adjusts minutely to the mass and position and motion of all the other particles, everywhere.
Now there’s awareness for you! No electron, no atom, no molecule, no cell, no bird, no animal is ever “out to lunch”, or found guilty of driving (or flying, or swimming, or creeping, or whatever its favoured mode of locomotion) without “due care and attention”. But my message isn’t addressed to that overwhelming majority of the universe’s citizens - the careful and conscientious sort who don’t need it - but to us cosmic delinquents and scatter-brains who need it badly. To the only absent-minded creatures in the known universe.
The Experience and The Meaning
~Douglas Harding
We had the experience but missed the meaning.
T.S. Eliot
INTRODUCTION
I can't read this well-known line from T.S. Eliot's The Four Quartets without adding, mentally, "Or perhaps we had the meaning but missed the experience." We may be suffering from the first deficiency-disease or the second—or possibly from both. And most likely with no clear idea of what's the matter.
Hence this chapter. I propose, having sharply distinguished what I take to be the essential Experience from what I take to be its meaning, to enquire what it is to have either one of them without the other, and what can be done to correct this lop-sidedness. How (I shall be asking) can we recognise and overcome this imbalance? For who wants to live this way—to live (you might say) a half-life? I have the feeling that a man hopping on one leg or a bird with a broken wing is less crippled, more stuck. But let's see.
THE EXPERIENCE
First, then, let's be clear about the Experience
Three words cover it—seeing our Nothingness. It's that simple. Or, to drive the point home, turning our attention round 180° and looking into What we are looking out of, into our Absence, our Void Nature or Emptiness or Speckless Clarity, into our lack of characteristics, distinguishing marks, attainments, you-name-it. It is not—emphatically not—knowing all about Natureless Nature, or understanding it profoundly, or believing in it sincerely, or even feeling it acutely, but seeing it with such finality and such intimacy that we see this Absence which we are and are this Absence which we see. But alas, how liable even the most apt words are to complicate what is, after all, simplicity itself!
The awkward fact is that this Experience, which is none other than the substratum of all experience, is impossible to describe. It's as ineffable and incommunicable as the redness of red or the sweetness of honey or the smell of wild violets. Try telling a man colour-blind from birth what purple is. Well, telling him about his Empty Core is even more futile. Somehow you must get him to look in for himself at himself by himself instead of just out at you. Then and only then nothing could be easier or plainer, more blazingly self-evident to him, than his Nothingness, his disappearance in your favour.
We had the experience but missed the meaning.
T.S. Eliot
INTRODUCTION
I can't read this well-known line from T.S. Eliot's The Four Quartets without adding, mentally, "Or perhaps we had the meaning but missed the experience." We may be suffering from the first deficiency-disease or the second—or possibly from both. And most likely with no clear idea of what's the matter.
Hence this chapter. I propose, having sharply distinguished what I take to be the essential Experience from what I take to be its meaning, to enquire what it is to have either one of them without the other, and what can be done to correct this lop-sidedness. How (I shall be asking) can we recognise and overcome this imbalance? For who wants to live this way—to live (you might say) a half-life? I have the feeling that a man hopping on one leg or a bird with a broken wing is less crippled, more stuck. But let's see.
THE EXPERIENCE
First, then, let's be clear about the Experience
Three words cover it—seeing our Nothingness. It's that simple. Or, to drive the point home, turning our attention round 180° and looking into What we are looking out of, into our Absence, our Void Nature or Emptiness or Speckless Clarity, into our lack of characteristics, distinguishing marks, attainments, you-name-it. It is not—emphatically not—knowing all about Natureless Nature, or understanding it profoundly, or believing in it sincerely, or even feeling it acutely, but seeing it with such finality and such intimacy that we see this Absence which we are and are this Absence which we see. But alas, how liable even the most apt words are to complicate what is, after all, simplicity itself!
The awkward fact is that this Experience, which is none other than the substratum of all experience, is impossible to describe. It's as ineffable and incommunicable as the redness of red or the sweetness of honey or the smell of wild violets. Try telling a man colour-blind from birth what purple is. Well, telling him about his Empty Core is even more futile. Somehow you must get him to look in for himself at himself by himself instead of just out at you. Then and only then nothing could be easier or plainer, more blazingly self-evident to him, than his Nothingness, his disappearance in your favour.
Abonneren op:
Posts (Atom)