~Robert Hartzema
Tibetaans boeddhisme bruikbaar maken voor je dagelijkse beslommeringen. Robert Hartzema maakte een unieke vertaalslag naar de moderne westerse praktijk. Het sleutelwoord: helderheid.
Robert Hartzema heeft inmiddels dertien boeken geschreven. Zijn drang om informatie over te dragen begon na de lessen van de Tibetaanse boeddhistische leraar Tarthang Tulku die sinds de jaren zeventig in de Verenigde Staten woont. Tarthang Tulku ontwikkelde zijn eigen moderne, bijna wetenschappelijke versie van dzokchen, de meest vergaande stroming binnen het Tibetaans boeddhisme. Hij had jaren met westerlingen gewerkt. Daardoor had hij inzichten en oefeningen ontwikkeld voor de westerse geest die bereid was de ‘werkelijkheid’ te onderzoeken. Dat is uniek, want de dzokchen-traditie wordt nauwelijks doorgegeven, en zeker niet aan westerlingen. “Het boeddhisme is erg gesloten en hiërarchisch. Dat realiseren we ons niet wanneer we die vriendelijk glimlachende Dalai Lama zien zitten. Ook hij geeft alleen door wat hij van zijn traditie mag doorgeven. Boeddha zei eens: ‘Er is niets verborgen in de gesloten hand van de leraar’, waarmee hij bedoelde dat hij niets achterhield. Maar de Tibetanen hebben als enigen de dzokchen-traditie bewaard en die schat geven ze niet zomaar weg. Bovendien bezitten ze geen westers bewustzijn en kunnen ze daardoor moeilijk een vertaalslag maken.”
Psychische problemen
Tarthang Tulku wilde juist wel dat deze inzichten bekend zouden raken in het westen en vroeg Robert die in Nederland te verspreiden. Dat doet Robert nu ruim dertig jaar, zowel door het lesgeven als via zijn boeken. “Ik geef iets door uit een meer dan tweeduizend jaar oude traditie. Wie dat doet is volstrekt onbelangrijk. Vergelijk me maar met een radio: je stemt af op de dzokchen-zender en dat ding kwekt wel. Het enige dat ik doe is alles wat ik heb geleerd zo zuiver mogelijk proberen over te brengen. En verder vormgeven naar onze tijd, maar dat is logisch. Ik ben ook van deze tijd.”
Maar na een poosje liep hij ergens tegenaan. Hij bemerkte dat de dzokchen-meditatieoefeningen bij sommige mensen weinig uithaalden. Dat waren vooral mensen met individuele psychologische problemen die precies om die reden geïnteresseerd waren geraakt in spiritualiteit. Ze hoopten met meditatie hun blokkades op te lossen. “Mijn ervaring is dat zo iemand tijdens het mediteren door die onverwerkte rommel in de problemen kan raken of zelfs in een psychose terecht kan komen. Voor trauma’s, angsten en onverwerkte emoties moet je niet bij een boeddhistisch leraar zijn. Die kan daar niets mee. Waarom? Een aantal boeddhistische inzichten rafelt vooral uiteen hoe bewustzijn en emoties werken in relatie tot adem en lichaam. Die inzichten worden als universeel gezien. Een boeddhistische leraar onderwijst vanuit die inzichten. Hij werkt niet met het probleem zelf en al helemaal niet met het persoonlijk verleden. Vandaar indertijd mijn stap naar psychotherapie. Nu werken we puur vanuit de dzokchen-traditie, maar geven veel psychologische voorbeelden. En als mensen tegen teveel problemen oplopen, verwijzen we ze door naar therapie. Het is belangrijk om boeddhisme, meditatie en dzokchen gescheiden te houden van westerse psychotherapie. Het zijn wezenlijk verschillende wegen naar vrijheid.”